Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Genève

betekenis & definitie

Genève - (D. Genf; Ital.

Ginevra),1° Zwitsersch kanton aan het Z.W. einde van het Meer van G. Voor het grootste deel door Frankrijk ingesloten. Opp. 282 km2; 171 958 inw. (1930), waarvan 76,6% Fr., 14% D., 5,8% Ital.; 51,4% is Prot., 42,1% Kath.

Laag heuvelland, opgebouwd uit Diluviaal moreenenpuin. Zacht klimaat. Ca. 82% van den bodem is in cultuur gebracht. Het land levert graan, groente, ooft en wijn. Veelzijdige industrie; wereldberoemd is de gespecialiseerde horlogerie, verder bijouterieën, machines, chemische industrie.

Wetgeving (Mei 1847 met 37 amendementen). De Groote Raad (Grand Conseil), bestaande uit honderd leden, minstens 25 jaar oud en voor drie jaar gekozen, oefent de wetgevende macht uit. De Staatsraad (Conseil d’Etat), bestaande uit zeven leden, eveneens voor drie jaar gekozen, heeft uitvoerende macht. Uit haar midden kiest dit lichaam den president en diens plaatsvervanger voor den tijd van zeven jaar.

Lips.

2° Hoofdstad van het gelijknamige Zwits. kanton; met de voorsteden Plainpalais en Les Eaux Vives 143 611 inw. (1930), waarvan 50,4% Prot., 42,7% Kath. Universiteitstad. Heerlijk gelegen aan het Z.W. einde van het Meer van G., met op den achtergrond de bergen van Savoye en den Mont Blanc; daardoor en door het milde klimaat een centrum van het toeristenverkeer. De Rhône, die hier het meer verlaat, verdeelt de stad in twee ongelijke deelen, die door de prachtige Mont-Blanc-brug en nog zes andere met elkaar in verbinding staan. Zie pl.

In het hooger gelegen deel van den linkeroever, waaraan ook bijna alle historische herinneringen verbonden zijn, liggen de kathedraal, de St. Pierre (1124 voltooid; gevel 18e eeuw), met praalgraven en Got. Macchabeeënkapel, waartegenover de Notre-Dame de la Neuve (13e eeuw; thans gebouw voor het consistorium) en de meeste andere openbare gebouwen. Hier is de zetel van de regeering en van de financieele wereld. Op den rechteroever heeft zich de industrie gevestigd. Aan het meer, d.w.z. aan de quai’s en in de straten van de benedenstad, het monument Brunswijk (een prachtig mausoleum van den in 1873 gestorven hertog van Brunswijk, die de stad zijn vermogen van 20 millioen frs. naliet), het volkenbondspaleis (Palais des nations) in het vroegere hotel National (een nieuw paleis is sinds 1929 in aanbouw in het N. der stad; groote zittingen hebben plaats in het Palais electoral), het gebouw van het internat, arbeidsbureau (1926 voltooid in rustigen, eenvoudigen stijl), de Salle de la Réformation met concertzaal (2 000 personen); het nationale gedenkteeken, het gedenkteeken van de Reformatie, met de standbeelden van de leiders der Reformatie en voorstellingen uit de gesch. der beweging (1917 voltooid), het standbeeld van generaal Dufour.

De stad heeft prachtige parken, waarvan het park Mon repos, de Engelsche tuin, het Parc des Eaux Vives, de botanische tuin de meest geliefde zijn. Tot de bezienswaardige gebouwen behooren verder nog het 16e-eeuwsche raadhuis (Renaissance, thans als zetel der kantonale regeering in gebruik).

Industrie: horlogerieën en bijouterieën. Twee electrische centrales met 18 turbines zorgen voor de opwekking van electriciteit. In de haven liggen de Pierres du Niton, die het vaste punt vormen voor hoogtemetingen.

Lips. Geschiedenis. G. wordt 218 v. Chr. het eerst vermeld. Aanvankelijk woonde er een Ligurische, later een Keltische bevolking; 58 v. Chr. werd het door Caesar veroverd. In de 5e en 6e e. resideerde er de koning der Bourgondiërs; met Bourgondië werd het 1033 deel van het Duitsche rijk.

Daar het bisschoppelijk landsbestuur sedert de 13e e. door Savoye aangevallen werd, zocht G. achtereenvolgens steun bij Freiburg, Bern en Zürich. 1532 deed er onder Farel de Hervorming haar intrede, totdat 1536 Calvijn de leiding nam en er een theocratisch regiem vestigde. Van 1798 tot 1814 behoorde G. tot Frankrijk. In 1814 sloten stad en kanton zich aan bij den Zwitserschen statenbond. Het bisdom G. stond aanvankelijk onder den aartsbiss. van Vienne; 381 vindt men den eersten bisschop vermeld. Na de invoering der Hervorming resideerde de bisschop tot 1802 in Annecy. In dit jaar werd het Savooysche deel afgescheiden en achtereenvolgens bij de bisdommen Chambéry en Annecy gevoegd; het overgebleven Zwits. gedeelte werd 1821 onder den biss. van Lausanne gebracht, echter met behoud van den bisdomstitel.

Th. Heijman. Conventies van Genève. De verzorging van de zieken en gewonden in oorlogvoerende legers is eeuwenlang schandelijk verwaarloosd geworden. Wel trachtten enkele tractaten, o.a. van Aschaffenburg, Sluis en Brandenburg (18e e.), het lot van de zieken en gewonden in tijd van oorlog zooveel mogelijk te verzachten, maar tot een blijvende en algemeene verbetering leidden deze tractaten van voorbijgaand karakter niet. Dit geschiedde eerst in 1864. 22 Aug. van dat jaar werd de 1e Conventie van G. gesloten tot verbetering van het lot der gewonden in de legers te velde. De geestelijke vader van die Conventie was de Zwitser Henri Dunant, die, als ooggetuige van de ellende op het slagveld van Solferino (24 Juni 1859) met zijn geschrift „Un souvenir de Solferino” een geweldigen indruk had teweeggebracht.

De Conventie van 1864 werd toegepast in den oorlog van 1866 tusschen Pruisen en Oostenrijk, waarbij tal van leemten in het licht traden. Daarom kwam men in 1868 opnieuw te G. bijeen ter aanvulling van de oorspr. conventie. Dit zgn. additioneele verdrag werd toegepast in den oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland in 1870.

Ofschoon de toen aan den dag getreden gebreken reeds in de conferentie van Brussel in 1874 ter sprake werden gebracht, duurde het nog tot 1906 alvorens de oorspr. Conventie van G. aan een algeheele herziening werd onderworpen (6 Juli 1906). Een 2e herziening volgde in 1929 naar aanleiding van de in den Wereldoorlog opgedane ervaringen. Deze zgn. Diplomatieke Conferentie van G. van 27 Juli 1929 bevat een conventie tot verbetering van het lot van gewonden en zieken in de legers te velde en een conventie betreffende de behandeling van krijgsgevangenen.

De grondbeginselen van eerstgenoemde zijn:

1° Dat zieke en gewonde militairen en hiermede gelijkgestelden (zonder onderscheid van volksaard) steeds beschermd en menschlievend verzorgd moeten worden;
2° dat de gesneuvelden zorgvuldig en eervol moeten worden begraven met aanteekening van de plaats waar;
3° dat de geneeskundige formaties met het materiaal, alsmede het geneeskundig militair personeel en het personeel der door de regeeringen erkende vrijwillige vereenigingen tot hulpbetoon gespaard en beschermd moeten worden (geen krijgsgevangenschap). Verder bevat de conventie de noodige bepalingen omtrent het zichtbaar onderscheiden van de geneeskundige formaties en van het personeel (Roode Kruis, Roode Halve Maan, Roode Leeuw en Zon op wit veld), omtrent de verboden handelingen, die het recht op onschendbaarheid doen verliezen en omtrent een beperking van dat recht, wanneer de militaire noodzaak zulks eischt.

Voor de conventie omtrent de behandeling van krijgsgevangenen, → Krijgsgevangenen.

v. Munnekrede. Lit.: Conventie van 22 Aug. 1864; Additioneel verdrag van 20 Oct. 1868 ; Conventie van 6 Juli 1906; Diplomatieke Conferentie van 27 Juli 1929.

Protocol van Genève (1924). Het Volkenbondsverdrag laat, wanneer al de voorgeschreven procedures om oorlog te voorkomen mislukt zijn, de mogelijkheid van een volkenrechtelijk geoorloofden oorlog open. In 1924 werd vooral door de bemoeiingen van lord Robert Cecil door de Volkenbondsvergadering een protocol aangenomen, waarbij de staten zich verplichten hun geschillen onder geen omstandigheden door oorlog te beslechten, maar in alle gevallen aan arbitrage of rechtspraak te onderwerpen. Deze overeenkomst is echter door de regeeringen niet geratificeerd en dus nooit in werking getreden. Het Locamo- en het Kelloggpact kunnen (zoo ze onderhouden worden!) dit protocol slechts gedeeltelijk vervangen.

In 1928 is in G. aangenomen de algemeene acte nopens vreedzame regeling van internationale geschillen, welke acte een codificatie is van al het bestaande. Men spreekt van: Acte Général de Genève (zie: Borel, L’Acte général de Genève A.D.I., II, 1929, 501595).

L. Janssens. Protocol van Genève (1925) nopens den chemischen en bacteriologischen oorlog (Staatsblad 1930, nr. 345). Dit betreft het verbod van het gebruik in den oorlog van verstikkende, vergiftige of dgl. gassen op voorwaarde van wederkeerigheid, benevens het absoluut verbod van den bacteriologischen oorlog.

Nijhoff.

3° Meer van Genève (D. Genfer See, Fr. Lac Léman; Lat. Lacus Lemanus), het grootste meer in het Alpengebied, begrensd door de Zwitsersche kantons Waadt, Wallis, Genève en het Fr. dept. Haute Savoie. Het sikkelvormig meer beslaat een opp. van 582 km2, is 72 km lang tot 13,8 km breed; grootste diepte 310 m; 41 rivieren en beekjes, w.o. de machtige Rhône, stroomen erin uit. Deze rivier heeft vanaf St. Maurice tot haar monding een delta opgebouwd. Het meer heeft een prachtig diep blauwe kleur, vriest nooit toe. Eigenaardig zijn ook de zgn. Seiches, niveauschommelingen, welke een hoogte van 2 m kunnen bereiken en ontstaan als gevolg van luchtdrukverschillen. In het Z.O. en Z. wordt de blik door het hooggebergte beheerscht (kalkketen van Chablais, Dents du midi). De Zuidelijke oever heeft minder nederzettingen dan de beschutte, voor de zon geopende Noordelijke, waar steden, dorpen en villa’s een lange keten vormen. Langs den N. oever loopt de spoorlijn Genève-Lausanne-Villeneuve, langs den Z. oever de lijn Annemasse-Evion-Bouveret. Ook stoombootdiensten onderhouden geregelde verbindingen.

Lips. Genga Girolamo, schilder, beeldhouwer en architect te Urbino (Italië); * ca. 1480, ♰ 1551. Leerling en medewerker van Signorelli, later, te zamen met Raffael, van Perugino (ca. 1500). Hij beheerschte perspectief en anatomie meesterlijk, daarbij had zijn kunst onder invloed van Perugino iets liefelijks. Later wijdde hij zich meer aan de bouwkunst en voerde vele werken uit in dienst van den hertog zijner vaderstad. Als architect had hij meer beteekenis dan als schilder.

Lit.: E. Calzini, Urbino e i suoi Monumenti (1897); Gronau. in : Preuss. Jahrb. (XXVII 1906).

Schretlen.

< >