Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Generale absolutie

betekenis & definitie

Generale absolutie - 1° algemeene (= aan meerdere personen tegelijk gegeven) absolutie van zonden, wanneer in geval van dreigend levensgevaar (bijv. bij een schipbreuk of vóór een veldslag) de personen bij gebrek aan tijd of gelegenheid niet afzonderlijk kunnen biechten.

2° Pauselijke zegen (Lat. vakterm: benedictio apostolica), waaraan een volle aflaat, te verdienen in het uur van den dood, verbonden is. Met uitzondering van geëxcommuniceerden, onboetvaardigen en publieke zondaren mag deze g. a. aan al degenen gegeven worden, die tot de jaren van verstand gekomen zijn en zich in levensgevaar bevinden; dus niet enkel aan zieken, doch ook aan soldaten vóór den slag, aan ter dood veroordeelden. Iedere priester, die een stervende bijstaat, kan de g. a. geven (C.I.C. can. 468, § 2); de volle aflaat wordt eerst op het oogenblik van het sterven verdiend, zoodat de g. a. tijdens eenzelfde levensgevaarlijke ziekte niet herhaald mag worden. Om den vollen aflaat te kunnen verdienen is het noodig, dat men op het oogenblik van het sterven in staat van genade is, den H. Naam Jesus zoo mogelijk mondeling of anders minstens in den geest uitspreekt en lijden en dood gelaten tot uitboeting zijner zonden aanvaardt.
3° De g. a., die in kloostergenootschappen en wereldlijke Derde Orden gegeven wordt, verleent vooral kwijtschelding der overtredingen van ordes-regel en -voorschriften; vele orden, congreg. en wereldlijke Derde Orden bezitten het voorrecht, dat op vsch. feestdagen aan hun leden, hetzij gezamenlijk, hetzij afzonderlijk, een g. a. mag worden gegeven, waaraan tevens een volle aflaat (onder voorwaarde van biecht en communie) verbonden is.

Lit.: Beringer-Steinen, Die Ablässe (2 dln. Paderborn 1921-’22).

Schweigman.

< >