Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geneeskruiden

betekenis & definitie

Geneeskruiden - Alle volken kennen en hebben, in den historischen tijd althans, planten gekend, waarvan het gebruik in staat was ziekten te voorkomen of te genezen. De motieven, die hen, voorzoover thans bekend, tot de keuze ervan leidden, o.a. de overeenkomst in kleur of vorm met het zieke lichaamsdeel, kunnen zonderling schijnen, een feit is het, dat vele waardevolle geneesmiddelen gevonden zijn, voordat men hun werking wetenschappelijk kon verklaren.

De ervaringen, bij het gebruik opgedaan, zijn mondeling overgeleverd of neergelegd in zgn. kruidboeken. Met de verbreiding der kloosters, die in de M.E. alle, naar het bekende kloosterplan van St.

Gallen, een kruidentuin hadden, werden g. naar andere landen overgebracht en de cultuur ervan bevorderd (vgl. de oude Ned. g.-cultuur bij Noordwijk).Ofschoon men ook na de opkomst der chemie planten noodig had om de werkzame stoffen in chemisch zuiveren vorm af te kunnen scheiden (bijv. morphine uit opium, kinine uit kina), leefde men in de verwachting, dat deze door synthetisch-bereide te vervangen of te overtreffen zouden zijn, waardoor de belangstelling in de g. verflauwde. In het begin der 20e e. wezen vsch. ervaringen erop, dat ongewenschte bijwerkingen, bij het gebruik van zuivere stoffen geconstateerd, juist toegeschreven moesten worden aan het ontbreken van stoffen, die men als „ballast” had verwijderd. De oorlog bevorderde de aandacht voor g., door eigen bodem voortgebracht; in 1914 werd de Ned. Ver. voor Geneeskruidtuinen opgericht, ten einde cultuur en onderzoek van g. te bevorderen; in andere landen ontstonden dgl. ver., die zich in 1930 verbonden tot de Fédération internat. pour le développement de l’herboristerie medicinale, aromatique, et des plantes similiaires. G.-cultures vindt men in Ned. bij Noordwijk, den Dolder en Elburg, in Frankrijk bij Milly, in Duitschland in de Pfalz, in Eng. bij Mitchan. In België zijn in Henegouwen en O.

Vlaanderen ca. 500 ha met g. beplant, maar alleen als akkertjes van ong. ½ ha tusschen andere gewassen; de g.-cultuur wordt daar uitsluitend als nevenbedrijf beoefend. Invloed van bodemgesteldheid, bemesting, tijd van den pluk, wijze van drogen op de kwaliteit vereischen bij de meeste g. nog nader onderzoek. Het streven moet zijn een zooveel mogelijk gelijkmatig, liefst gestandaardiseerd product te kunnen leveren, zooals in Ned. o.a. bij het vingerhoedskruid bereikt is. Een groot gedeelte der g. wordt nog in het wild gezocht, vnl. in Rusland, Spanje en Hongarije, in Ned. o.a. nog bij Loosdrecht (kalmoes, valeriaan), hoewel dit door dichtere bebouwing en natuurbescherming steeds moeilijker wordt. De leer der g. wordt als pharmacognosie aan de universiteiten aan a.s. apothekers onderwezen; de vsch. soorten worden gekweekt in de horti botanici en in de „Kruythof” van het Openluchtmuseum te Arnhem.

Lit.: A. J. van Laren, G. en G.-teelt (1919); Hk. Cohen, Bijdr. tot de Gesch. der Geneeskruidcultuur in Ned. (diss., 1927).

Hillen.

< >