Gele koorts - Gele koorts is een aandoening, die oorspronkelijk en waarschijnlijk reeds meerdere eeuwen, voorkwam in West-Indië en aan een gedeelte van de West-Afrikaansche kust. In het midden van de 19e eeuw heeft een sterke uitbreiding langs de kusten van Centraal-Amerika en een groot deel van Zuid-Amerika plaats gehad.
Door een zeer krachtige bestrijding en door de medewerking van het Rockefeller-instituut aldaar verdreven, speelt ze thans een belangrijke rol aan de Westkust van Afrika, waar vnl. aan de Ivoor- en Goudkust, Siërra Leone, Gambië, Kameroen en Liberia epidemieën voorkomen. In Europa zijn herhaaldelijk gevallen van g.k. geïmporteerd, zonder dat de ziekte hier blijvend post vatte.Bij het verloop der g.k. kent men drie stadia:
1° Een gedurende drie dagen aanhoudende koortsperiode;
2° Een periode, waarin gedurende enkele uren of ook een dag de koorts daalt, zonder dat de andere ziekteverschijnselen teruggaan;
3° Een opnieuw optreden van hooge koorts, de inleiding tot verbetering of tot verergering met doodelijk einde.
De koorts begint meestal plotseling en gaat gepaard met heftige hoofd- en lendenpijn en veel braken. De huid is warm en droog. Vanaf den derden dag vindt men eiwit in de urine, terwijl dan ook de gele verkleuring van het oogwit en van de huid optreedt, waaraan de ziekte haar naam dankt. Het meest gevreesde symptoom is het herhaaldelijk braken van zwarte massa’s (vomito negro). Nadat dan in dit stadium de temperatuur soms tot normaal of zelfs lager gedaald is, komen weer verhoogingen, en als deze gepaard blijven gaan met zeer sterk verminderde urine-afscheiding en vooral ook weer het zwarte braken optreedt, volgt meestal spoedig de dood.
De sterfte bij de vsch. epidemieën loopt van 20 tot 95%.
Bij gebreke van een specifiek geneesmiddel kan de g.k. alleen symptomatisch behandeld worden, waarbij dient gelet op absolute rust, streng dieet en het op gang brengen der urineafscheiding.
Ondanks talrijke publicaties betreffende den verwekker van de g.k. (waaronder met name de door Noguchi beschreven Leptospira icteroides) is deze niet bekend. Wel weet men, dat wij met een filtreerbaar virus te doen hebben.
Het overbrengen van deze ziekte van mensch op mensch geschiedt, zooals → Finlay reeds voor 50 jaar heeft beweerd, door een mug, de Aedes aegypti. Deze kan alleen dan g.k. overbrengen, als zij bij een lijder in een der drie eerste ziektedagen bloed heeft gezogen, en bovendien het virus een ontwikkelingsperiode van ongeveer twee weken in het lichaam van de mug heeft doorgemaakt. De mug, die een dergelijk virus bij zich draagt, levert gedurende het geheele verdere leven voor den mensch gevaar op.
Gezien dezen vorm van overbrenging is de beste epidemiologische bestrijdingsvorm te zorgen, dat patiënten niet door muggen kunnen worden gestoken, en deze uit te roeien.
In 1927 heeft men op de Westkust van Afrika aangetoond, dat ook apen kunnen worden besmet: eenmaal bij apen geënt, wordt het virus veel gevaarlijker, ook voor den mensch, daar het dan zonder tusschenkomst der muggen kan worden overgebracht.
Noguchi en Young zijn bij experimenten met g.k. te gronde gegaan. In Nederland zijn in het Tropisch Instituut te Amsterdam onder leiding van prof. Schüffner belangrijke onderzoekingen op dit gebied verricht.
E. Hermans