Gasnaviden - heerschers over een uitgebreid gebied in het tegenw. Iran (Perzië) en Hindostan.
Stichter dezer dynastie was de Turk Alp-Tekin (= Tekin de Groote), die na een oneenigheid met zijn meester, den sultan van Chorasan en Transoxiana, zich in 952 met een 800-tal soldaten in Gasni (ten Z. van Kaboel) nestelde. Van een slavenkoopman kocht Alp een slaaf, genaamd Saboek-Tagin (= Tagin de beminde), die zich een geweldig krijgsoverste toonde.
Alp gaf hem zijn dochter ten huwelijk en stond hem in 976 zijn staten af. De nieuwe emir van Gasni breidde zijn macht uit over Transoxiana en Chorasan.
Bij zijn dood, in 997, liet hij zijn erfenis na aan zijn zoon Mahmoed (997-1030).Mahmoed strekte zijn macht verder uit over heel Iran, Afganistan, Baloedzjistan en Toerkestan. Daarna was Mahmoed’s politiek er vooral op gericht de veldtochten in Indië voort te zetten, die door zijn vader reeds begonnen waren. Bij deze expedities werd hij gedreven door roofzucht zoowel als door zucht naar avontuur en niet minder door geloofsfanatisme; het was een soort heilige oorlog voor hem. De weg naar Indië lag voor hem open, wijl het bergland en de passen van Kaboel en Pesjawar reeds door zijn vader of hem zelf veroverd waren. Door talrijke (15 of 17) succesvolle veldtochten, tusschen 1006 en 1026, onderwierp hij de Ind. vorsten (radzjah’s) van Pandzjab (Pendsjaab), Kasjmir, Westelijk Hindostan tot voorbij Delhi, tot aan den oever van den Ganges en de hellingen van den Himalaja. Op deze tochten verwoestte hij de Ind. afgodstempels en sleepte onmetelijke rijkdommen huiswaarts.
De laatste tocht ging in Zuidelijke richting naar het meest afgodische land van Indië: Goedzjerat. Daar was een tempel met overweldigende rijkdommen, nl. die van Somnath, het heiligdom van den „grooten god” (Mahadewa), voor wiens cultus 2 000 Brahmanen, 500 danseressen, 300 speellieden en nog honderden andere lieden onderhouden werden. In den buik van het afgodsbeeld vond hij een groote massa van de kostbaarste paarlen en diamanten. Door dezen zegevierenden tocht werd weliswaar niet het geheele gebied, wel echter de Pandzjab en de naburige landen tot op heden voor het Mohammedaansche geloof gewonnen.
De gevreesde held en machtige heerscher over een schitterend rijk heeft een tweeden titel van roem verworven door zijn houding t.o.v. kunst en wetenschap. Hij heeft zijn schitterend hof te Gasni, ook door gebruik te maken van geweld, tot een zetel van dichters en geleerden gemaakt. Zoo zong hier de groote Perzische dichter ➝Firdoesi, die tot den val der Samaniden in zijn vaderland Toes in Chorasan geleefd had, den lof der Iraansche volkshelden. Mahmoed’s regeering bracht in Iran een soort renaissance; hij verving het Arabisch als administratieve taal door het Perzisch. Ook is Mahmoed zelf auteur: hij vertaalde in het Perzisch het werk van een Brahmaan: „De kunst om te regeeren”.
Mahmoed’s groote rijk, dat zich uitstrekte van Khwarizmië tot den Ind. Oceaan, van de Pandzjab tot de Kaspische Zee, is trots de bekwaamheid van enkele zijner opvolgers Mas’oed (1032-’42), Madoed (1042-’49), Ibrahim (1058-’98) onder de aanvallen der Seldzjoeken en Hindoe’s bezweken. Het NoordWestelijk deel van het rijk kwam in 1059 aan de Seldzjoeken; in het Z.O. werd de dynastie der Goriden zelfstandig en vernielde het bloeiende Gasni grondig. Zoo werden de G. geheel naar Indië gedrongen; de laatste van hun geslacht, die alleen nog Lahore bezat, werd in 1183 door de Goriden onttroond.
Lit. : H. M. Elliot, The Hist. of India, as told by its own historians (II Londen, J. Dowson, 1867); Vambéry, Gesch. Bocharas oder Transoxaniens (Stuttgart 1872); L. Cahun, Turcs et Mongols, des origines à 1405 (Parijs 1896).
Slootmans.