Gasmeter - instrument om hoeveelheden gas te meten. Er zijn drie soorten:
1° de zgn. natte g. Zij bestaat uit een cylindrisch huis, waarin een meettrommel om een horizontale as draait. Het huis is voor de helft gevuld met een vloeistof, meest water, glycerine of een zoutoplossing. De meettrommel bevat vier kamers of vakken; elke kamer heeft twee openingen: in- en uitlaat. Komt gas in een kamer, dan gaat deze om de as draaien, totdat de inlaat onder water gedraaid is en de uitlaat boven water gekomen is. Nu is de inlaat van de tweede kamer weer vrij, de draaiing gaat verder, een nieuwe gashoeveelheid wordt gemeten, enz. Als fabrieksmeter voor meten van groote gashoeveelheden is de natte meter zeer geschikt.
2° De zgn. droge g. Deze vindt vnl. toepassing voor meting van het gasverbruik in woonhuizen of kleine bedrijven en wordt in kleine afmetingen uitgevoerd. De meetlichamen bestaan uit elastische membranen, die als blaasbalgen werken. De beweging der membranen wordt op een raderwerk overgebracht, dat weer een telwerk in beweging zet.
3° Die g., waarmede de doorstroomsnelheid bepaald wordt. De meting geschiedt ofwel door draaiing van een schoepenrad in den gasstroom, ofwel met behulp van een vlotter, die in den gasstroom zweeft in een naar boven steeds wijder wordende buis, welke aan den rand dus ruimte laat voor het doorstroomende gas. De stand van den vlotter geeft door middel van een verdeeling op de buis de gashoeveelheid aan, die per uur doorstroomt.
de Wilde.