Gashouder - is een reservoir voor gas, dienstig om schommelingen tusschen productie en afgifte op te heffen. Men onderscheidt: natte, droge en hoogedrukgashouders. a) De natte g. bestaat uit een gemetselde op plaatijzeren kuip, gevuld met water, in welke zich een omgekeerde, gasdichte klok, met rollen loopend langs de stijlen van een geleidevakwerk, op en neer kan bewegen.
Onder die klok eindigt de leiding, die het productiegas aanvoert en begint de leiding, die het gas naar het net brengt. Meestal heeft men meerdere ringen, die van onder en van boven zoo omgebogen zijn, dat er diepe smalle goten ontstaan.
In de onderste goot grijpt de bovenste van den vorigen rand, en de bovenste grijpt dan weer in de onderste van den volgenden rand. Men noemt zulk een gashouder „getelescopeerd”.
Soms heeft men geen geleidevakwerk en draaien de ringen, elkaar steunend, in een schroeflijn omhoog (zgn. schroefgashouder).Droge g. missen het geweldige waterbassin en eischen dus niet zulk een zware fundeering. Een droge gashouder bestaat uit een koker van cirkelvormige of veelhoekige doorsnede. De binnenwand is geheel glad; een schijf beweegt zich hierin, door den gasdruk in evenwicht gehouden. De schijf wordt afgedicht tegen den wand, maar moet zich gemakkelijk kunnen bewegen en toch gasdicht afsluiten. De koker is afgesloten door een dak met ontluchting, voor bescherming tegen regen of sneeuw. Deze droge gashouder heeft vele voordeelen boven de natte, zooals geringere aanschaffingskosten, kleinere bodemdruk, in den winter geen verwarming van het afsluitwater, enz.
Hoogedruk-g. Hier wordt het gas tot meerdere atmosferen (6 à 10, soms nog meer) samengeperst in groote reservoirs, die meestal cylindrisch doch ook bolvormig zijn. de Wilde.