Garibaldi - Giuseppe, een van de voornaamste figuren van de Ital. eenheidsbeweging in de 19e eeuw.
* 1807 te Nizza, ✝ 1882 te Caprera. Zoon van een klein reeder; zelf kapitein bij de kustvaart en later bij de koopvaardij. Mazzini’s denkbeelden over de herschepping van Italië nam hij met geestdrift over, en stelde zelf zijn ideaal in de eenmaking van Italië, met een republikeinsche staatsregeling, waarin vrijheid en gelijkheid zouden heerschen.
Om dit te verwezenlijken, waagde hij ettelijke avonturen; noodgedwongen verzoende hij zich met het staatkundig programma van Victor Emanuel II en van Cavour, maar bleef steeds vijandig optreden tegen de Kerk. Reeds in 1833 was hij in een samenzwering betrokken en moest, na de mislukking ervan, naar Frankrijk ontvluchten (1834). In 1848 streed hij met een legioen vrijwilligers tegen Oostenrijk. Hij nam vervolgens deel aan de revolutie te Rome, werd lid van de regeering in de Rom. Republiek (Febr. 1849), leidde met Mazzini de verdediging van Rome tegen de Franschen, doch moest na de inneming der stad wederom naar het buitenland uitwijken. In 1854 mocht hij naar Italië terugkeeren.
Hij kocht grond op het eil. Caprera, waar hij een tijd lang den landbouw beoefende. In 1856 verklaarde hij in een onderhoud met Cavour, dat hij genegen was zijn republikeinsche denkbeelden prijs te geven om de eenheid van Italië te verwezenlijken. In 1859 vormde hij een korps Alpenjagers en nam deel aan den krijg tegen Oostenrijk.
In het voorjaar van 1860 vertrok hij met een duizendtal vrijwilligers (Spedizione dei Mille, Tocht der Duizend) naar Sicilië, en nam het eiland in bezit in naam van Victor Emanuel, „koning van Italië”. Vandaar stak hij over naar Calabrië, veroverde geheel het koninkrijk Napels en legde 26 Oct. 1860 zijn dictatoriale macht in de handen van Victor Emanuel II neer. Daarna trok hij zich terug op Caprera, doch verscheen nog een paar keeren op het oorlogstooneel, nl. in 1862, tegen de Pauselijke Staten, in 1866 tegen Oostenrijk en in 1867 wederom tegen den paus. Hij wilde immers de hoop niet opgeven, Rome tot hoofdstad van Italië te maken, doch bij Mentana leed hij tegen het Fransch expeditie-korps van generaal Failly een ernstige nederlaag (3 Nov. 1867). In de verwikkelingen van de Ital. kwestie trad hij voortaan niet meer op.
Na den val van Napoleon III stelde hij zich in dienst van de Fransche Voorloopige Regeering en nam deel met een schaar vrijwilligers aan den Fransch-Duitschen oorlog (1870). Na het sluiten van den wapenstilstand werd hij door Bordeaux naar de Nationale Vergadering afgevaardigd, doch nam spoedig zijn ontslag en keerde naar Caprera terug (Febr. 1871). Ook in het Ital. parlement zetelde hij niet lang (1875-’76). De laatste jaren van zijn leven leed hij hevige lichaamspijnen. Geheel Italië droeg rouw over den dood van den volksheld, die op kosten van den staat begraven werd.
Na zijn dood vormden de Garibaldianen in Italië tot aan het opkomen van het Fascisme een bijzondere organisatie.
Voorn. werken: Memorie autobiografiche, voor het eerst uitg. d. G.’s zoon Menotti (Florence 1888), thans in een officieele uitg. verschenen (Bologna 1932); Epistolario di G. G., uitg. d. Ximenes (2 dln. Milaan 1885); Scritti politici e militari, uitg. d. D. Ciampoli (Rome 1907).
Lit.: A. Vismara, Materiali per una bibliogr. del generale G. G. (Como 1891); G. Guerzoni, G. (nog steeds de beste biogr., ofschoon wat verouderd; 2 dln. Florence 1882); G. M.
Trevelyan, G.’s defence of the Roman republic (Londen 1907); id., G. and the Thousand (Londen 1909); A. Luzio, G., Cavour, Verdi (een werk, dat de studie der Ital. eenmaking geheel hernieuwde; Turijn 1924); A. Monti, La vita di G. giorno per giorno narrata e illustr. (Milaan 1932); Ufficio storico delle S. M., G. condottiero (Rome 1932).
Lousse.