Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gaper

betekenis & definitie

Gaper - als uithangbord in zwang gekomen bij drogisten en apothekers, waarschijnlijk oorspr. een afb. van den nar, die den kwakzalver hielp op de markt om zijn waar aan den man te brengen. Anderen spreken van een beroemden drogist, die Gaper heette; weer anderen zoeken verband met het gapen of tong uitsteken, dat noodig was bij den apotheker-geneesheer.

Knippenberg.

< >