Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gad (persoon)

betekenis & definitie

Gad (persoon) - 1° zevende zoon van Jacob (Gen. 30. 11); in den zegen van Jacob wordt hem vooral krijgsgeluk beloofd (Gen. 49. 19).

2° Profeet ten tijde van David. Hij beval David, nadat deze zijn ouders uit vrees voor Saul naar Moab gebracht had, naar Juda terug te keeren (1 Reg. 22. 5). Ook kondigde hij aan David Gods straf aan, toen de koning een volkstelling had laten houden (2 Reg. 24. 11-14).

Keulers.

< >