Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gabriel

betekenis & definitie

Gabriel - 1° Albert Louis, Fransch archaeoloog; * 1883, hoogleeraar in de kunstgesch. te Caen, te Straatsburg en te Konstantinopel. Hij nam deel aan de opgravingen in Delos en Palmyra.

Werken: La cité de Rhodes (1923); Recherches archéologiques à Palmyra (1926).

2° José M., ➝ Gabriel y Galán.
3° Paul J. G., Ned. landschapschilder; * 1828 te Amsterdam, † 1903 te Scheveningen. Leerling aan de Acad. te Amsterdam en van B. C. Koekkoek te Kleef, later van A. Mauve te Haarlem. G.’s vroege werken (Oosterbeek en Veenendaal) zijn zwaar en romantisch van voordracht; naarmate hij spontaner, eenvoudiger en impressionistischer wordt, kiest hij polderlandschappen tot motief (vnl. in de omgeving van Kortenhoef). Woont 1860-’64 te Brussel, maar komt vaak naar Holland; woont later te Scheveningen. G. is een der fijnste, soberste en toch zeer poëtische schilders der ➝ Haagsche School. Musea te Amsterdam, Rotterdam, Den Haag bezitten fraaie werken van hem.

Korevaar-Hesseling.

4° Petrus (ook De Vlaming en Schagius), † 1571 te Delft, was eerst monnik, trad op als predikant in Vlaanderen en Holland vanaf 1545, o.m. te Brugge in 1564 en te Antwerpen. In 1566 wijkt hij uit naar Amsterdam en houdt in de buurt, te Overveen, hagepreeken. In 1567, bij de komst van Alva, wijkt hij naar Emden, en in 1571 heeft hij een bediening te Delft.

Lit.: Biogr. Wbk. Prot. Godgel.

Erens.

< >