Frey - 1° Adolf, Zwitsersch-Duitsch schrijver en litterair historicus; *1855 te Küttigen, ✝1920 aldaar, als hoogleeraar te Zürich. Hij specialiseerde zich in de studie van Zwits. schrijvers (Haller, Keller, Meyer) en schreef dialectgedichten, cultuurhistorische romans (o.a.
Die Jungfer von Wattenwil) en feestspelen.Verdere werken: Neue Gedichte (1913); Bernard Hirzel (roman). — L i t.: F. Enderlin, A.F. (1913); K.F. Wiegand, A.F.-Buch (1920). Baur.
2° Alexander Moritz, Duitsch romanschrijver van neo-Romantische richting (groep der Phantasten); *1881 te München. Hij tracht het genre der gruwelromans (met occultistische en metapsychologische motieven) te vernieuwen. Ook moreel onder peil.
Voorn. werken: Solneman der Unsichtbare (1914); Das Spuk des Alltags (1920); Das abenteuerliche Dasein (1930).
3° Hermann, →Greif (Martin).
4° Johann Jakob, Zwitsersch graveur; *1681 te Hochdorf (Zwits.), ✝1752 te Rome. In laatstgenoemde stad was hij tot hoog aanzien gekomen; hij onderging er grooten invloed van C. Maratta. F. vereenigde op gelukkige wijze het graveeren met de etstechniek, wat veel navolging vond. Zijn meeste gravures zijn naar schilderijen van groote meesters.
L i t,: Brun’s Schweiz. Künstlerlex. Schretlen.
5° Karl, pseud. van Konrad Falke, Zwitsersch-Duitsch tooneel- en romanschrijver; *1880 te Aarau.
Voorn. werken: Der Kinderkreuzzug (1924); Dramatische Werke (5 dln. 1930 vlg.).