Frequentativum - ook wel iterativum, noemt men in de grammatica het werkwoord, dat een herhaalde handeling aanduidt. In het Ned. worden de f. gevormd met de uitgangen -elen en -eren.
Oorspr. dienden deze uitgangen tot vorming van denominatieven, d.w.z. van werkwoorden, afgeleid van naamwoorden, bijv. hameren, trommelen. Verschillende van die werkwoorden konden ook opgevat worden als afl. van een werkwoord, bijv. druppelen (druppen), schoffelen (schuiven).
Zoodoende ontwikkelde zich de beteekenis van deze suffixen en werden ze vruchtbaar in de woordvorming: trappelen (trappen), schuifelen (schuiven), klapperen (klappen). Ten slotte werden ook f. gevormd zonder grondvorm, vooral als onomatopeeën of als zoodanig gevoelde woorden, bijv. rammelen, snateren enz.
Een Woordenboek der frequentatieven in het Ned. werd samengesteld door A. de Jager (1875).