Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 03-07-2019

Frederik van Blankenheim

betekenis & definitie

Frederik van Blankenheim - bisschop, * ca. 1355 ♱ 1423. F. stamde uit een hoog-adellijk Duitsch geslacht, werd in 1375 bisschop van Straatsburg, 1393-1423 bisschop van Utrecht (Frederik III).

Als wereldlijk vorst was hij een krachtig en wijs bestuurder. Geleidelijk wist hij de schulden af te lossen, het wereldlijk gezag in het Over-Sticht te herstellen, ofschoon het Neder-Sticht nog onrustig bleef, en zijn gebied tegen Holland en Gelderland te verdedigen.

Hij regelde de rechtspraak in Overijsel en maakte zich zeer verdienstelijk door het merkwaardige oude landrecht van Drente op schrift te doen stellen (1412) en te bevestigen.Ook de geestelijke belangen van het bisdom behartigde hij op voortreffelijke wijze. Krachtig handhaafde hij de kerkelijke tucht en nam hij maatregelen tegen kettersche sekten. Talrijke nieuwe parochies, kapittel-kerken en kloosters werden gesticht. Doch vooral was hij een vriend der Moderne devotie, die hij steunde en verdedigde; de onder zijn regeering tot stand gekomen Congregatie van Windesheim werd door hem goedgekeurd en met privilegies begunstigd. Door Thomas van Kempen en Busch wordt zijn tijd dan ook „de gouden eeuw” genoemd.

In 1417 was hij op het concilie van Constanz bij de keuze van paus Martinus V aanwezig.

Lit.: L. Schmedding, De regeering v. F. v. B. (1899); J. Brom, Biogr. Wbk. (I).

< >