Provençaalsch dichter. * 8 Sept. 1830 te Maillane (Bouches-du-Rhône), ♱ 25 Maart 1914 aldaar. Met Roumanille was hij de bewerker van de 19e-eeuwsche Provençaalsche renaissance in de litteraire en politieke orde (zie ➝ Félibrige). Hij publiceerde in 1859 het bekende gedicht Mireio (Mireille), dat evenwel meer beroemd is dan gelezen, zelfs in de Fr. vert. ervan.
Verder verschenen van hem: Calendau (1867), het meest specifieke en zuiverst Mistraliaansch gedicht; La Raço latino (Hymne à la race latine) (1870), bezingend de gedachte van de toenadering onder de Lat. volkeren; Tresor dou Felibrige (1879-’89, een Provençaalsch-Fransch woordenboek) e.a. Verder zeer belangrijke memoires en 4 deelen „inédits”, bezorgd door P. Devoluy (1926-’30).
Nobelprijswinnaar in 1904.Uitg.: Mireille, texte prov. et trad. p. P. Julian (Delagrave 1931); twee andere uitg. bij Garnier en Fasquelle (1924). Lit. : Ed. Lefèvre,Bibl. mistralienne (1909) ; J. Vincent, F. M.
Sa vie, son influence, son action et son art (1918); A. Praviel, Notre M. (1930). Zie ook ➝ Félibrige.
Willemyns.