Fransch Katholiek dichter en romanschrijver. * 2 Dec. 1868 te Toumay (Hautes-Pyrénées). Was eenigen tijd werkzaam als notarisklerk in Orthez.
Wordt gewoonliik bij de ➝ neo-Symbolisten gerekend, alhoewel hij niet bij een bepaalde school hoort. Gehechtheid aan al de burgerlijke deugden, streven naar Franciscaansche eenvoudigheid en ongedwongen natuurlijkheid, maken van hem het type van den antiBaudelairiaanschen dichter.Gezond natuurgevoel en echte religiositeit kenmerken zijn werk, dat handelt over de meest eenvoudige thema’s in uiterst sobere, maar directe taal. Met „Jamimisme” bedoelt men: ongekunsteldheid, schalksche argeloosheid en natuurlijkheid.
Voorn. werken: Poëzie: De l’Angélus de l’Aube à l’Angélus du Soir (1888-1897); Le Triomphe de la Vie (1900-1901); Les Géorgiques Chrétiennes (1911); La Vierge et les Sonnets (1919); Le livre des Quatrains (4 dln. 1923-’25); Ma France poétique (1926); Diane (1928). Proza: Clara d’Ellébeuse (1899); Almaïde d’Etremont (1901); Le Roman du Lièvre (1903); Pomme d'Anis (1904); Ma fille Bernardette (1910); Feuilles dans le Vent (1914); Le Poète rustique (1920); Les Robinsons basques (1925); Les Nuits qui me chantent (1929); Leçons poétiques (1930); Le Rêve franciscain (1933). Mémoires: I. De l’Age divin à l’Age ingrat (1921); II. L’Amour, les Muses et la Chasse (1922): III. Les Caprices du Poète (1923); Janot Poète (1928). Essays: La divine douleur (1928). Uitg.: Oeuvres (6 dln. Parijs). Lit.: E. Pilon, F. J. et le Sentiment de la Nature (1908); M. Arland, in Nouv. Rev. Franç. (Febr. 1929).