Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 03-07-2019

Foxterrier

betekenis & definitie

Foxterrier - hondenras, behoorend tot de zgn. aardhonden en tot de groote groep der terriërs; reeds van oudsher gefokt en gehouden in Eng. en vandaar ook in Ned. geïmporteerd; oorspr. vooral en nu nog gebruikt voor de jacht, vooral voor het uitgraven van vossen en dassen; thans meer gebruikt als luxe- en huishond. De kleur is veel wit, met weinig zwarte, gele of bruine vlekken, vooral aan den kop en den staart; zij zijn glad- of draadharig.

Het haar moet hard en dik zijn. In grootte verschillen ze nog al aanmerkelijk; liefst moet de schofthoogte ca. 35 cm zijn; het gewicht 7-8 kg; de schedel vlak en vrij smal, smaller naar de oogen; de kaken sterk; de ooren klein en V-vormig, iets naar voren hangend; oogen vrij diep liggend; borst diep; rug kort; lendenen sterk; beenen recht; laag spronggewricht; kleine kattenvoeten. De staart wordt ingekort. De dieren zijn erg levendig, aanhankelijk, waakzaam, soms valsch.

Verheij.

< >