Fouché - Joseph, Fr. revolutionnair en geniaal intrigant en hierdoor voor Napoleon bijna onmisbaar als minister van Politie; * 1753 te Pellerin bij Nantes; † 1820 te Triëst. F. was tot 1791 leeraar bij de Oratorianen, maar is nooit geestelijke of kloosterling geweest.
In de Conventie trok F. de aandacht door zijn heftigheid in het proces tegen Lodewijk XVI en door zijn voorstel tot verleeking van het onderwijs. Hij misbruikte zijn zending in de dept.
Aube en Nièvre om zich te verrijken, atheïsme en communisme te preeken, niet uit overtuiging, maar om als echt revolutionnair beschouwd te worden. Met Collot d’Herbois vestigde hij in Lyon de Terreur door zijn mitraillades.
De val van Robespierre is werk van F., al hield hij zich op den achtergrond.Als minister van Politie (1799-1802 en 1804-1810) kreeg hij den titel van hertog van Otranto en liet zich uitsluitend leiden door zijn egoïsme. Toen de positie van Napoleon begon te verzwakken, intrigeerde F. dan ook (met Talleyrand) bij Metternich, om zijn toekomst veilig te stellen; werd daarom, en ook om zijn zelfstandig optreden, verbannen als gouverneur naar Illyrië. In 1814 sluit F. zich bij Bourbon aan; intrigeert tegelijkertijd om Napoleon den terugkeer mogelijk te maken, maar drijft na Waterloo, als voorzitter naar de Kamer, diens tweede afzetting en de tweede restauratie van Bourbon door. Lodewijk XVIII benoemde hem tot gezant in Dresden, maar de wet tegen de ➝ régicides ontnam F. dezen post.
V. Claassen Lit.: Madelin, Fouché (2 dln. Parijs 1932).