Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Formalisme

betekenis & definitie

Formalisme - 1° (recht) het streven in de rechtspraktijk benevens in de wetensch. beoefening van het recht om

1° van de inachtneming van bepaalde vormvoorschriften de rechtsgeldigheid eener rechtshandeling afhankelijk te maken en om
2° meer reliëf te geven aan de gedragingen en aan de bedoelingen der rechtsgenooten.

Ook een psychologisch moment is aan het f. niet geheel vreemd, inzooverre het de belanghebbenden dwingt tot grooter bezinning over de daad, die ze gaan stellen. Men treft dit f. (dat vaak gepaard gaat met voorkeur voor het symbolisme in het recht) bij primitieve rechtsgemeenschappen aan, doch ook elders. Zoo bijv. in de M.E. Tegen dit f., vooral tegen de overdrijving ervan, hebben Kerk en canonisten een langdurigen strijd gevoerd, vnl. op het terrein van het contractenrecht.

Lit.: R. v. Jhering, Geist d. röm. Rechts (passim); J. Roussier, Le fondement de l’obligation contractuelle dans le droit classique de l’Eglise (Parijs 1933); H. Brunner, Deutsche Rechtsgesch. (passim). Hermesdorf

2° Wiskundig-wijsgeerig systeem, waarbij de wiskunde wordt teruggebracht tot een geheel van zinlooze teekens, die volgens bepaalde wetten mogen worden gecombineerd, op dezelfde manier als in een combinatiespel, het schaakspel bijv. Men mag achter de teekens geen beteekenis zoeken: zij verschillen alleen naargelang er verschil bestaat tusschen de regels, die het gebruik ervan bepalen (vgl. de stukken in het schaakspel). De axioma’s worden als teekencombinaties ingevoerd, een stelling wordt bewezen door aan te toonen, dat zij met behulp van de combinatieregels uit de axioma’s kan worden afgeleid. De ontwikkeling van de wiskunde voltrekt zich dus door het opsporen van nieuwe formules, volgens de regels uit de axioma’s afgeleid, en door het toevoegen van nieuwe axioma’s. Ook de logica wordt aldus zuiver formeel opgebouwd (→ Logistiek) en de axioma’s, die hierbij noodig blijken, moeten ook in de wiskunde als axioma’s worden overgenomen. Natuurlijk kan men hier niet meer van waarheid spreken: in plaats daarvan treedt de niet-tegenstrijdigheid op. Het systeem is voornamelijk door → Hilbert ontwikkeld om de grondslagen der wiskunde, welke door het optreden der → antinomieën waren aangetast, weer veilig te stellen. Het → intuïtionisme neemt tegen dit systeem stelling. Ook van Thomistisch-Aristotelisch standpunt zijn er tegen het systeem ernstige bedenkingen te maken: de regels der Aristotelische logica gelden alleen van proposities, die inderdaad zin hebben; verder is hetniet duidelijk, hoe de teekens, welke eerst als zinloos aangenomen worden, ten slotte toch weer in wiskundige taal mogen worden vertaald.

Lit.: D. Hilbert und P. Bernays, Grundlagen der Mathematik (I Berlijn 1934). Voor verdere bibliogr.: Dubislav, Die Philosophie der Mathematik in der Gegenwart (Berlijn 1932). Drost

3° In de aesthetica verstaat men onder f. de theorie, volgens welke het eigenlijke voorwerp van het schoonheidsgevoel de vorm is (→ Kunstvorm) in tegenstelling met de levendigheid van den uitgedrukten inhoud (→ Kunst).
4° (Taalk.) → Moedertaalonderwijs.
5° Ook in de letterkunde kan men spreken van f., als nl. aan de verzorging van den uiterlijken vorm der voortbrengselen van dicht- en prozakunst te veel waarde gehecht wordt, ten koste van den inhoud en de gedachte. Als reactie tegen dit f. volgt soms verregaande verwaarloozing van den vorm.
6° In de veefokkerij de beoordeeling van een dier, alleen naar zijn uiterlijke eigenschappen, zooals kleur, haarteekening en gestalte. De fokkerij op vorm staat tegenover de fokkerij op prestatie. Eerst aan het eind van de 19e eeuw is men tegen het f. opgekomen.

< >