Formaldehyde - (formule: HCOH) is in vrijen toestand een gas met een scherp prikkelenden geur, dat gecondenseerd kan worden tot een vloeistof met een kookpunt—21 °C en een stolpunt—92° C. F. wordt bereidt door oxydatie van damp van methylalcohol met lucht onder invloed van een katalysator, aanvankelijk platina, later koper, thans veelal zilver.
Sinds 1922 bereidt men den bij dit proces benoodigden methylalcohol eveneens katalytisch: uit watergas en waterstof of door oxydatie van methaan en laat dan door den zoo gevormden methylalcohol, op 52° verwarmd, een luchtstroom strijken, waarbij men zorgt, dat een deel van den methylalcohol onveranderd in het eindproduct komt, zoodat dit wordt een waterige oplossing van ca. 35% formaldehyde en 12—15% methylalcohol: formaline of formol. In een zuivere opl. van f. is slechts een gedeelte der moleculen monomoleculair aanwezig, de rest is gepolymeriseerd, vnl. tot (CH2O)3, een amorphe stof, die niet identiek is met het kristallijne trioxymethyleen, dat door polymerisatie, van f.damp te verkrijgen is.
Methylalcohol verbindt zich met een deel van de f. tot methylal CH2(OCH3)2 en verhoogt de oplosbaarheid der polymeren, waardoor voorkomen wordt, dat deze bij wintertemperatuur uitvriezen. Bij destillatie van formaline gaat eerst het vrije f. over, dan methylal (42° C) en methylalcohol (65°) en daarna de rest van het f., dat dan pas door depolymerisatie vrijkomt.F. heeft een sterk reduceerend vermogen, zooals blijken kan ten opzichte van Fehling’s vloeistof en van een ammoniakale zilveropl., die reeds in de koude tot zilver gereduceerd wordt; het kleurt een door zwaveligzuur ontkleurde fuchsine-opl. paarsrood, welke kleur bestendig is ten opzichte van zwavelzuur. In tegenstelling met andere aldehyden wordt het niet verharst door natronloog, met ammonia geeft het geen aldehydammoniak, maar → hexamethyleentetramine, C8H12N4. Eiwitstoffen worden door f. in een harde elastische massa veranderd, waarop het gebruik van formaline voor het bewaren van anatomische preparaten berust. Verdunde opl. oefenen op huid en slijmvliezen een opdrogende werking uit en remmen slijmen zweetafscheiding. In de geneesk. wordt f. gebruikt tegen voetzweet, in sterkere opl. of onverdund voor het ontsmetten of reukeloos maken van faeces, sputum e. d., in 1—2½ % opl. voor het ontsmetten van voorwerpen, in grootere verdunningen voor spoelingen. Formalinepastilles, die voor het steriel houden van instrumenten en, verdampt in daarvoor bestemde toestellen, voor de desinfectie van kamers gebruikt worden, bestaan uit paraformaldehyd, (CH2O)3, paraform, een wit, in kokend water oplosbaar poeder, dat reeds bij gewone temperatuur f. afsplitst en daarom ook een bestanddeel vormt van vsch. tabletten, die voor de desinfectie van mond en keelholte gebruikt worden als formamint, citromint e.d.
Lit.: Comm. Ned. Pharm. Ed. V (III). Hillen