Fock - 1° Dirk, Ned. staatsman; * 1858 te Wijk bij Duurstede. Zijn staatkundige loopbaan, voorafgegaan door een advocatenpraktijk (zoo te Batavia), begon in 1900, toen hij gekozen werd tot lid van de Provinciale Staten van Z.
Holland (1904—1905 tevens lid van Gedeputeerde Staten). In 1901 lid van de Tweede Kamer.
In het ministerie De Meester (1905—1908) min. van Koloniën, daarna (1908—1911) gouverneur van Suriname. In 1913 wederom lid van de Tweede Kamer, van welk college hij van 1917 tot 1920 het voorzitterschap bekleedde.
Het hoogtepunt van zijn loopbaan is zijn ambtstijd als gouverneurgeneraal van N.O.I., in welke periode een zeer belangrijke bestuurshervorming gedeeltelijk voltrokken werd. Na zijn aftreden was hij eenigen tijd ambteloos; in 1928 volgde echter zijn benoeming tot minister van Staat, terwijl hij het jaar daarop zitting kreeg in de Eerste Kamer.
F. is' steeds de liberale beginselen toegedaan geweest (vz. van de liberale staatspartij „De Vrijheidsbond”). Verberne2° Dirk, Ned. dirigent en componist; *1886 te Batavia; is als dirigent tot 1926 aan den Wiener Konzertverein verbonden geweest, was daarnaast ook als gastdirigent te Amsterdam, New York en St. Louis werkzaam. Yan zijn composities heeft het declamatorium „Das hohe Lied” bij de uitvoering te Amsterdam (1932) de aandacht getrokken. Reeser
3° Gorch, pseud. van Johann Kinau, Duitsch romanschrijver uit de groep der Hamburgsche → Heimatkunst; * 1880 op Finckenwarder (Elbe), ✝ 1916 in den slag bij Skagerrak. Zijn verhaalkunst, met doorgaans plat-Duitschen dialoog, ontleent bij voorkeur haar thema’s aan het schippersleven.
Voorn. werken: Schullengrieper und Tungenknieper (1910); Hein Godenwind, de Admirol van Moskitonien (1912); Hamborger Janmooten (1914); Schiff ahoi! (1918); Sterne überm Meer (1917).
Lit.: H. Spiero, in Deutsche Köpfe (Darmstadt 1927, 325 vlg.); C. Borchling, in D. Biogr. Jahrbuch (I, 225 vlg.). Baur