Fluoor - Chemisch element, teeken F, rangnummer 9, atoomgewicht 19,00, smeltpunt —223°, kookpunt —187°, lichtgeel gekleurd gas met van alle elementen de grootste verbindingsenergie; vernietigt alle organische stoffen; ontleedt water onder vorming van fluoorwaterstof en geozoniseerde zuurstof; verbindt zich met alle metalen, met koolstof en zwavel. Door deze eigenschappen is het zeer moeilijk f. uit zijn verbindingen af te zonderen, het op te vangen, te bewaren en ermee te experimenteeren.
De naam is afkomstig van de vloeispaath (Lat. fluor = vloed), welke vroeger als vloeimiddel in de metallurgie gebruikt werd. In 1886 gelukte het Moissan door electrolyse bij —23° van watervrij fluoorwaterstofzuur het element vrij te maken.
Volgens een nieuwer procédé electrolyseert men gesmolten kaliumbifluoride tusschen 240 en 300° in een vat van grafiet met een anode van hetzelfde materiaal.F. behoort tot de groep der halogenen, maar wijkt toch vrij sterk in zijn chemisch gedrag van de overige leden van deze groep af. Dit blijkt bijv. uit de oplosbaarheden van de fluoriden. Zoo zijn zilver- en thalliumfluoride zeer onoplosbaar. Verder zijn alle oplosbare fluoriden vergiftig. Vooral het natrium en het zinkzout worden daarom voor desinfectie en voor het conserveeren van hout gebruikt.
F. komt in de natuur voor als calciumfluoride (→ Fluoriet), als natriumaluminium-fluoride (→ Kryolieth) en verder zeer verspreid in kleine hoeveelheden in vele silicaten en practisch alle phosphaten. Vooral calciumphosphaat heeft zoo’n groote affiniteit tot f., dat in den grond liggende beenderen voortdurend f. opnemen, tot zij ten slotte geheel in apatiet zijn overgegaan. Door een bepaling van de verhouding fluoor-phosphor heeft men een aanwijzing voor den geologischen ouderdom van fossiele beenderen. Zijn deze evenwel ouder dan Eoceen, dan bestaan ze geheel uit apatiet, zoodat de methode dan niet opgaat. F. komt ook voor in het email van de tanden, echter meer als toevallig dan als essentieel bestanddeel. Proeven hebben nl. aangetoond, dat een dieet, arm aan f., geen schadelijken invloed op de ontwikkeling der tanden heeft. Anderzijds is gebleken, dat een f.-gehalte van het drinkwater van meer dan 0,8 deelen per millioen den tanden op den duur nadeelig is.
Behalve vloeispaath en kryolieth, heeft van de f.-verbindingen vooral fluoorwaterstofzuur (vloeizuur, HF) toepassing verkregen. Dit zuur, bereid door destillatie van vloeispaath met zwavelzuur in gietijzeren retorten, kookt in watervrij en toestand bij 19,6°. In de techniek worden vooral de waterige oplossingen van 78 en 40% gebruikt voor → glasetsen. In het laboratorium doet het dienst bij de analyse van silicaten. Van alle chemicaliën is het wel het gevaarlijkst om mee om te gaan. Het oefent een vernietigende werking op alle deelen van het lichaam, maar het weefsel onder de nagels schijnt er wel het gevoeligst voor te zijn.
Direct behandelen met en baden in alkalische vloeistoffen (sodawater) helpt wel iets, maar het beste is een papje van magnesiumoxyde en glycerine. Uit chemisch oogpunt echter is vloeizuur een zwak zuur, ongeveer als wijnsteenzuur.
Vloeizuur en andere f.-bevattende oplossingen worden bewaard en verwerkt in vaten van paraffine, eboniet, lood, platina of bakeliet.
Lit.: H. Moissan, Le fluor et ses composés (Parijs 1901); O. Ruff, Die Chemie des Fluors (Berlijn 1920). Behandeling van verbrandingen door vloeizuur: Fredenhagen en Wellmann, Ztschr. fiir angewandte Chemie (45, 1932, 537). Zernike