Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Fleury (naam)

betekenis & definitie

1° André Hercule, Fr. kardinaal en staatsman; * 22 Juni 1653 te Lodève (Languedoc), ✝ 29 Jan. 1743 te Issy bij Parijs; kreeg in 1698 het bisdom Fréjus en werd in 1715 door Lodewijk XIV bij testament benoemd tot opvoeder van den troonopvolger (Lod. XV).

In 1726 werd hij kardinaal en eerste minister van Lodewijk XV en bleef in het ambt tot aan zijn dood. Hij voerde in samenwerking met Eng. de vredelievende politiek van handhaving van den vrede van Utrecht, en gedwongen tot deelneming aan den Poolschen Successie-oorlog (1733—1735), wist hij uit de vredesonderhandelingen na dien oorlog voor Fr. het toekomstig bezit van Lotharingen te verwerven.

Hij wist Frankrijks staatsfinanciën weer gezond te maken, de laatste maal voor de Revolutie. Bij zijn dood kregen jonge, oorlogszuchtige raadgevers in de omgeving van den koning de overhand.Lit.: Berlague, Hist. du card. de F. (1879); Hardy, Le card. F. et le mouv. Janséniste (1925). v. Gorkom 2° Claude, Fr. priester en historicus; *1640 te Parijs, ✝ 1723 aldaar. Hij studeerde te Parijs in het Jezuïetencollege van Clermont en werd eerst advocaat bij het parlement van zijn stad (1658). Na 9 jaren verliet hij de wereld en ontving de priesterwijding (1672).

Hij werd belast met de opvoeding eerst van twee zonen van Lodewijk XIV en later van diens kleinzonen. In 1716 vertrouwde hem de regent de functie toe van biechtvader van koning Lodewijk XV. Fleury onderscheidde zich door zijn diepgaande kennis van de kerkelijke gesch., maar ook door zijn eenvoud en eerlijkheid.

Werken: zijn voorn. werk, Histoire ecclésiastique, dat eindigt met het jaar 1414, verscheen eerst in 1691 te Parijs (20 dln.) ; het werd later tot het jaar 1684 voortgezet, maar wegens Gallicaansche strekkingen op den Index geplaatst, alsook zijn Catechisme historique (1679) en zijn Instit. du droit ecclésiastique (1687); enz. Willaert 3° René-Albert, Fransch dichter van neoRomantische inspiratie en strenge gebondenheid van den versvorm; de grondslag zijner poëzie is een vaag godsdienstig, spiritualistisch pantheïsme. * 1877 te Donzy.

Voorn. werken: Les ombres et les ors (1906); Chansons de la vie et de la mort (1908); Le cadavre et les roses (1909); Des joies et la Joie (1913); Le royaume pressenti (1918); En pleine mer (1922).

< >