(Phylloscopus trochilus), ook hofzanger genaamd, vogel, behoorend tot de boschzangers. Het is een groengrijs vogeltje, kleiner dan een musch; gele streep boven het oog; onderzijde witgrijs; pooten vuilgeel.
Komt einde Maart in Ned. terug uit het Zuiden. Nest op den grond.
Opening opzij, daarom zeer moeilijk te ontdekken. 4 à 5 roodbruin-gestippelde eitjes. Voedsel: insecten.
Het lied van de f. begint met een vinkenslag, daalt in halve tonen en eindigt weemoedig. De f. is van de tjiftjaf vrijwel alleen te onderscheiden door den zang. Bernink