Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Finmarken

betekenis & definitie

De Noordelijkste prov. van Noorwegen; opp. 48102 km2, 53 300 inw. Het O. bestaat uit zeer oude zandsteen, het Z. hoort tot het grondgebergte en het W. tot het Caledonische plooiingsgebied.

Het binnenland is een 450 m hooge vlakte met onbegroeide bergen (toentoeri), waarvan de hoogste, de Rastegaisa, 1 080 m is. Op de vlakte groeien berken, in de dalen den en spar.

Ten W. van de Altenfjord is de kust hoog, ten O. ervan laag en eentonig. De voornaamste bestaansbron is de visscherij en hiervoor is de hoofdstad, Hammerfest, het middelpunt.

De Rendierlappen van dit gebied wonen des winters ten Z. van Kautokeino en Karasjok, des zomers aan de kust. fr. Stanislaus

< >