(< Lat. finis = doel) is een wijsgeerige wijze van natuurverklaring, welke in tegenstelling met het ➝mechanisme ook het doelbegrip onder hare verklaringselementen opneemt. Verschil in opvatting bestaat: a) wat betreft het gebied, waarop het doelbegrip van toepassing zou zijn.
Terwijl vele moderne finalisten dit verklaringselement willen beperkt zien tot de studie van de levende natuur, spreken anderen ook met betrekking tot de levenlooze dingen van doelgerichtheid en doelmatig handelen (panfinalisme).b) Wat de diepere gronden betreft, waarop het f. zou steunen. Vele hedendaagsche finalisten staan op Kantiaansch standpunt en leeren, dat het doelbegrip niets anders zou zijn dan een regulatieve idee, een begrip, hetwelk wij, menschen, nu eenmaal noodig hebben, om ons inzicht te verschaffen in het natuurgebeuren, maar waaraan in de werkelijkheid niets beantwoordt. Anderen daarentegen zoeken de diepere wortelen van het doelbegrip in de dingen zelf (realistisch finalisme). Wie deze meening houdt, belijdt ofwel een psychologisch finalisme, d.i. hij kent aan de doelgerichte dingen een zekere mate van kennis en doelstrevendheid toe; ofwel men maakt onderscheid tusschen doelgerichtheid en doelstrevendheid en zoekt den laatsten grond der doelgerichtheid in het verstand en den wil van God, die aan de doelgerichte dingen hun eerste aanzijn gaf. Op dit laatste standpunt staat de Aristotelisch-Thomistische wijsbegeerte, wanneer zij leert, dat elk geschapen natuurding een verwerkelijkte scheppersgedachte is. Daarom kent zij ook aan elk natuurding een doelmatige inrichting ten opzichte van zichzelf en het geheel der schepping toe, terwijl zij meent, dat elk werken, omdat dit uitgaat van een bepaalde natuur, gericht is op een bepaald doel, het inwendig, natuurlijk doel der verrichting. Zie ook Finaliteit. Th. v. d. Bom.