1° Adolf, Duitsch physioloog; * 3 Sept. 1829 te Kassel, † 21 Aug. 1901 te Blankenberg. In 1862 prof. te Zürich, in 1868 te Würzburg.
F. bestudeerde vooral de physiologie van het spierzenuwstelsel en van de zintuigen. Zijn verzam. geschriften werden in 4 dln. uitgegeven (Würzburg 1903).2° August, Duitsch linguist, * 5 Mei 1833 te Petershagen, Westfalen (D.), † 24 Maart 1916 te Hildesheim. Prof. te Breslau, zeer algemeen georiënteerd linguist, die reeds de periode der Junggrammatiker inluidt, een der bekendste en meest solide etymologen, graecist en beoefenaar der vergelijkende Indo-Germaansche taalwetenschap. Hij meende, dat de Ilias en Odyssee en de werken van Hesiodus oorspr. in het Aeolisch waren geschreven, vertaalde ze daarom in dat dialect en gaf ze zoo uit.
Weijnen.
Werken: Fick-Bechtel, Die griech. Personennamen (Göttingen 21894); Die Ehem. Spracheinheit der Indogerm. Europa’s (Göttingen 1873); Wörterb. der indogerm. Grundspr. in ihrem Bestande vor der Völkertrennung (1868, 1891-’94 met Bezzenberger en Stokes als Vergl. Wörterb. der indogerm.
Sprachen, I-IV Göttingen); Alt-gr. Ortsnamen, in Bezzenbergers Beitrage (XXI, XXII); Vor-gr. Ortsnamen (Göttingen 1905); Hattiden und Danubier (1908). Er verscheen ook een bundel: Abhandlungen A. F. gewidmet (Geras; Göttingen 1903).