Fransch-Belgisch schrijver, in wiens verzen men, tot een organisch geheel verwerkt, terugvindt „le Parnasse” en het symbolisme. * 4 Febr. 1867 te Grand-Manil (Namen), † 4 Sept. 1931 te Gent, waar hij sinds 1907 de Fransche letterkunde doceerde. S. is een lyrisch dichter, met een ongerept naïeve en melancholische ziel; zijn verzen zijn Raciniaansch zacht.
Hij was een eenzame, een droomer, een vriend van de schoonheid en een bewogen natuurminnaar. Zijn taal is klassiek zuiver en rijk melodieus.Werken. Poëzie: Le Lys (1888); Le Don d’Enfance (1891); Un Chant dans l’Orabre (1896); Poèmes ingénus (1899); La Solitude heureuse (1903); La Source dans le Bois (1924). Proza: Impressions de Voyage; Etudes sur Théodore Weustenraedt. Willemyns.