Componist; kleinzoon van den philosoof Moses Mendelssohn. * 3 Febr. 1809 te Hamburg, ♱ 4 Nov. 1847 te Leipzich. Zijn muzikale opleiding ontving M. van L. Berger (piano), W.
Hennig (viool) en Zelter (theorie en compositie). Reeds in 1826 schreef hij de ouverture Sommernachtstraum, een van zijn beste werken; een jaar later zijn eenige opera: Hochzeit des Camacho, die slechts een matig succes had. M. maakte vele reizen (Zwitserland, Engeland, Italië), die van invloed zijn geweest op zijn composities.
In 1829 bracht hij Mattheus-passion van Bach weder tot uitvoering in Berlijn. 1833-’35 stedelijk Musikdirektor te Dusseldorf; daarna directeur der Gewandhausconcerten te Leipzig, waar hij in 1843 het beroemde conservatorium stichtte. Wat den vorm betreft, houdt hij nog vast aan de klassieken. Wel overheerscht bij hem de werking der details; daarom ligt zijn kracht in kleinere werken.
Zijn werk voor klavier, Lieder ohne Worte, is van waarde als een der eerste eendeelige klavierstukken. Zijn muziek heeft in liet algemeen een week karakter en is soms zelfs sentimenteel.Werken: Ouvertures: o.a. Hebriden, Meeresstille und glückliche Fahrt; muziek bij Antigone; Die erste Walpurgisnacht; Athalia; 5 symphonieën, o. w. de symphonie-cantate Lobgesang en de Schotsche, Ital. en Reformatie-symphonieën; vioolconcert (e moll); klavier- en ensemblewerken; orgelwerken; de oratoria Paulus en Elias; koorwerken; liederen. Voor uitvoerige opsomming zie Riemann’s Musiklexikon. Lit.: M.’s brieven, uitg. d. Paul M. (1899); C. Bellaigue, M. (1907); Dahms, M. (1919); Mensel, Die Familie M. (1932).