Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Farce

betekenis & definitie

Farce - 1° Zoo heet in de Fr. literatuur der M.E. het grappige tooneelstuk, hoewel de naam ook voor sommige moraliteiten en voor sotties gebruikt wordt. De f. echter wil slechts doen lachen en voert personages uit de werkelijkheid op, geen allegorieën.

Men zou de f. als een voor het tooneel bewerkte → fabliau kunnen beschouwen. De sympathie gaat naar den behendigsten bedrieger en naar de slimste vrouw.

Het grappige is laag en grof en er wordt veel gedronken en gevochten. Het genre kan ouder zijn dan de 14e eeuw; doch de meeste bewaarde f. dateeren eerst uit het einde der 15e en uit de 16e eeuw.

Het werd beoefend door de Clers de la Basoehe en ander lustig volkje, en speelt dan ook gaarne met juristenjargon of voert processen op, als in de beroemdste van alle, Avocat Pathelin. Ook het Spaansch tooneel is rijk aan farsas, die door de beroemdste dichters, door Cervantes bijv. in zijn Entremeses, beoefend werden.

De Ned. klucht komt de f. het dichtst nabij; in het Eng. heet de eigenlijke f. burleske en is f. alle vroolijk spel, dat niet comedie kan heeten. Het woord schijnt te komen van farcire (Lat.), participium: farsa = ingelegd, ingeschoven stuk, in den ernst van het middeleeuwsch tooneel.Uitg.: Leroux de Lincy en F. Michel (4 dln. 1837); Violet le Duc (8 dln. 1854); F. L. Jacob (1859); Ed. Fournier (1872); Mabüle (1872—'73); F. Picot en Nyrop (1880).

V. Mierlo.

2°Vulsel van gemalen mengsel van vleesch, visch of groenten. Het vullen zelf heet farceeren.

< >