Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Fabritius

betekenis & definitie

Fabritius - 1° Barend, Ned. schilder, werkzaam in de tweede helft der 17e eeuw te Leiden en Amsterdam;✝ kort na 1672. Waarsch. leerling van Rembrandt, wiens kunst hem zóó sterk beïnvloed heeft, dat sommigen in hem een imitator van dezen zien.

Hij heeft ook sterke verwantschap met G. van den Eeckhout en N. Maes.

Behalve portretten schilderde hij meest bijbelsche, ook wel mythol. voorstellingen. Zijn kleuren zijn warm en rijk.

Typeerend voor zijn persoon, tevens voor de Ned. Prot. kerkkunst der 17e eeuw, zijn de vier bijbelsche tafereelen voor een Leidsche kerk (thans in Rijks Museum te Amsterdam).2° Carel, Ned. schilder, werkzaam te Amsterdam en Delft; * ca. 1615,✝1654 bij de buskruitontploffing te Delft. Een der begaafdste Ned. schilders der 17e eeuw, misschien broeder van Barend. Slechts weinige werken zijn van hem bewaard (10 à 12), o.a. eenige zelfportretten, die in hun breeden toets en warm koloriet den invloed van Rembrandt vertoonen. Volgens S. van Hoogstraten was hij ook bij Rembrandt in de leer. Het pleit echter voor zijn persoonlijkheid, dat hij dezen invloed op een geheel eigen wijze verwerkte. In tegenstelling met Rembrandt zocht hij meer naar natuurlijke dan naar kunstbelichting en hij verkoos lichte achtergronden. Hierin werd hij, die waarschijnlijk Vermeer’s leermeester was, wel de toonaangevende wegwijzer voor de Delftsche School, wier idealen hij op zoo grandiooze wijze benaderde in zijn onvergetelijk kunstwerk „Het Puttertje” (in Mauritshuis te Den Haag).

Lit.: Hofstede de Groot, Quellenstudien (I en III); Bredius, in Meesterw. d. Rijksmus.; v. Wurzbach, Ned. Künstlerlex.

Schretlen.

< >