Exlibris - Het exlibris heeft een geschiedenis, welke nauw verband houdt met de uitvinding van de boekdrukkunst. De naam is afkomstig van de aanduiding „ex libris”, voorkomende op "het prentje of etiketje, dat als eigendomsbewijs in de boeken wordt geplakt; op die woorden volgt dan de naam van den eigenaar. Een boek van zulk een merk voorzien, is dus uit zijn bibliotheek afkomstig.
Neemt men de voorlopers van het exlibris in aanmerking (en die zijn er in velerlei vorm), dan is de geschiedenis nog vele eeuwen ouder. In de middeleeuwen was het eigendomsbewijs in de schoone versieringen, welke in de kloosters aan de geschreven boeken werden verleend, als een innig deel van die beroemde verluchtingen opgenomen.
De kloosters hebben op het ontstaan van het exlibris (deze benaming komt pas bij het gedrukte boek voor) veel invloed gehad. De incunabelen of wiegedrukken bezaten ook wel een in den band geperst eigendomsbewijs, ➝ superlibros geheeten; men legde die boeken neer op lezenaars.Demetrio Canevari, lijfarts van paus Urbanus VIII, heeft voor zijn boekerij een aantal fraaie banden met superlibros ontworpen. De eerste exlibris waren geschilderd en vormden soms wel één geheel met het boek, maar spoedig na 1450 ontstonden de losse exlibris, welke in het boek moesten worden bevestigd en welke men ook thans nog kent. Hier staat men aan het begin van een kunst, welke tijden van grooten bloei en diep verval heeft gekend. Zij doorliep verschillende stadia in meer dan één opzicht. Aangezien boeken aanvankelijk slechts in het bezit waren van adel en geestelijkheid, was de voorstelling in dien tijd bijkans uitsluitend van heraldischen of geestelijken aard. Vooral het wapenmotief bleef zich lang handhaven.
In de 17e en 18e eeuw traden allegorische en symbolische voorstellingen op, in de 18e eeuw vormden ook stillevens het motief, in de 19e eeuw bibliotheek-interieurs, laboratoria, enz. En op het eind der 19e en in de 20e eeuw zijn er geen onderwerpen, welke niet voor een exlibris geschikt zouden worden geacht.
Zoo is het ook met de procédé’s, waarin zijn zijn ontstaan. Hebben boek- en drukkunst steeds veel invloed op de exlibriskunst uitgeoefend, hetzelfde kan worden getuigd van de graphische technieken. Aanvankelijk verscheen het als houtsnede, in de 17e en 18e eeuw was het vooral de kopergraveerkunst, welk een bloei beleefde en na de inzinking van de belangstelling voor deze veelzijdige, aantrekkelijke en intieme sierkunst in de eerste zeventig jaren der 19e eeuw ontstonden nieuwe schakeeringen in de zich ontwikkelende graphische technieken. Dit alles weerspiegelde zich ook in het exlibris, dat zich geleidelijk had ontplooid van beschermend tot sierend teeken. Het zijn beroemde personen, die zich aan het ontwerpen van exlibris hebben gewijd (Dürer, Holbein, Hogarth, Cranach, e.a.). Het oudste is een Duitsch exlibris.
In Nederland kent men als het oudste dat van Diederik van Lynden en als oudste gedateerde exlibris dat van Anna van der Aa (1597). Bijzonderheden op al deze punten kan men vinden in de handboeken, welke elk land biedt. Het ligt voor de hand, dat men exlibris is gaan verzamelen, en dit is een nuttige en schoone bezigheid. In tal van landen bestaan vereenigingen, welke tijdschriften of jaarboeken uitgeven. In April 1932 is door Johan Schwencke en ir. Eug.
Strens te Den Haag opgericht de Groot-Nederlandsche Kring van Vrienden, Verzamelaars en Ontwerpers van Exlibris en Gelegenheidsgraphiek, kortweg Nederlandsche Exlibris-Kring genoemd. Sedert September 1932 heeft de N. E. K. ook een eigen tijdschrift, Boekcier, geheeten. Het doel van dien Kring is aldus omschreven: „Bevorderen van de kunst en de studie van het exlibris en de gelegenheidsgraphiek. Dienen van het belang van verzamelaars en ontwerpers.”.
Door tal van publicaties, ook in Nederland, en de activiteit van den N.E.K. heeft de exlibriskunst zich, dank zij ook de toewijding van de meeste graphische kunstenaars, de laatste jaren in Nederland snel ontwikkeld en zijn enkele groote verzamelingen ontstaan, waarvan de collectie van ir. Eug. Strens de belangrijkste is. Ook de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag is in het bezit van een belangrijke verzameling, o.a. die van J. F. Verster.
Lit.: A. A. Vorsterman van Oyen, Les dessinateurs Néerl. d’ex-Libris (1910); Joh. Schwencke, De Ned. Exlibris-Kunst (1929); idem, Het Ned. Exlibris (6 dln. 1927 1931); idem, Bibliographie en andere gegevens over het Ned.
Exlibris (1933); Den Gulden Winckel (Maandschrift voor de Vrienden van het Boek; rubriek over Exlibris sedert 1926); Friedrich Warnecke, Die deutschen Bücherzeichen (Exlibris) von ihrem Ursprunge bis zur Gegenwart (Berlijn 1890); Walter von Zur Westen, Exlibris (Bucheignerzeichen) (Bielefeld en Leipzig 1925); H. Bouchot, Les ex-libris et les marques de possession du livre (Parijs 1891); Egerton Castle, Engl. bookplates, ancient and modern (Londen 1893).
Schwencke.