Euthanasie - Onder deze benaming verstaat men gewoonlijk het verhaasten van den dood bij menschen, die lijden aan hevige pijnen ten gevolge van een ongeneeslijke kwaal, het dooden om een einde te maken aan het lijden. Het recht om de e. toe te passen wordt verdedigd in vele medische en wijsgeerige werken, alsook in sommige romans.
In Frankrijk gebeurde het meermalen, dat de rechtbanken personen vrijspraken, die zoo gezegd uit medelijden gedood hadden.Van zedelijk standpunt uit is de e. te veroordeelen als een op zich zelf slechte en dus nooit geoorloofde daad. Vooreerst is het zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk, met voldoende zekerheid vast te stellen, wanneer een ziekte of een verwonding waarlijk ongeneeslijk is. Geen gewetensvol arts zal de verwaandheid hebben zich dienaangaande onfeilbaar te achten en het gebeurt niet zelden, dat zieken, die door de geneesheeren hopeloos verloren worden verklaard, toch genezen. Zelfs in de veronderstelling dat geen genezing meer mogelijk is, is e. nog als zedelijk slecht te bestempelen. E. immers is het dooden van een onschuldige, wat om geen enkele reden geoorloofd kan zijn. Zelfs de toestemming van den betrokken persoon kan de e. niet goed maken, omdat hij niet geldig kan toestemmen.
Zoomin als een mensch, zelfs in de slechtste omstandigheden, de hand aan zijn leven mag slaan, evenmin mag een ander iemand rechtstreeks om het leven brengen, ook niet om hem te verlossen van wreede pijnen. Om de barmhartige bedoeling, die de daad ingeeft, kan zij niet goed gepraat worden, want het doel wettigt de middelen niet. De e. moet geschandvlekt worden als een aanslag op het heilig recht van God over leven en dood. De arts heeft evenmin als andere menschen het recht den zieke uit medelijden te dooden. Zijn taak is te genezen, indien het mogelijk is, en anders de pijnen te verzachten, maar in geen geval kan hem het recht gegeven worden te dooden.
Lit.: F. Nuijens, De e. of de zoete dood (Verhand, v. d. Alg. Kath. Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, Antwerpen 1920); F. Walter, Die Vernichtung lebensunwerten Lebens (Archiv für Rechtsund Wirtschaftsphilos. (XVI 1922); I.
Antonelli, Medicina pastoralia (Rome 1932. 124); L. Ruland, Die E. (Paderborn 1934); P. Harmignie, L’euthanasie (Cité Chrétienne, VII 1934-1935, 229). A. Janssen.