Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Esaïas Tegnér

betekenis & definitie

Zweedsch romantisch dichter van leidenden rang. * 13 Nov. 1782 te Kyrkerud (Vaermland), † 2 Nov. 1846 te Oestrabo als, inmiddels zwakzinnig geworden, bisschop van Vaxjö. Begonnen als handelsjongen, bracht T. het op eigen krachten tot hoogleeraar in de Grieksche philologie (1812), tot academielid (1818) en werd eindelijk Lutheraansch bisschop (1824). Zijn dichterlijke werk, in hoofdzaak ideeënlyriek en verhalen in verzen, blijft echter vrij ver van elken positief-Christelijken gevoelsinhoud; gedeeltelijk ademt zijn vers het zuiver-profaan idealisme van Schiller, gedeeltelijk de trouwens gezond blijvende erotiek der Grieksche epiekers; een deel van zijn lyrische gedichten is uitgesproken nationaal, in den geest van den ➝ Gotischen Bond. Overal toont hij zich een meester van den vorm.

Voorn. werken: Svea (1811); Nattvards-barnen (1821); Frithjofs Saga (1825; Ned. vertaling door H. P. Dewald, 1892); Axel (1822; vert. door Potgieter). — Uitg.: Samlade Skrifter (door Wrangel en Böök, 10 dln. 1918 vlg.). — Lit.: F. Böök, E. T. (1917 vlg.);

Santesson, T.s reflexionsdiktning (1913); Böttiger, E. T. (Duitsch, uit 1847). Baur.

< >