Eruptie - Eruptie of uitbarsting is een sterke vulkanische werking, waarbij vulkanische producten naar buiten gebracht worden. Al naar den aard van de producten, de heftigheid der e. en de plaats ervan krijgt men geheel verschillende typen.
Is het magma, dat in den vulkaan naar boven dringt, gasarm, dan kan het een geheelen krater opvullen en op het laagste punt van den kraterrand uitstroomen. Het magma is dan vrijwel ontgast en een lavastroom vloeit langzaam naar beneden (effusie).
Meestal is het magma echter rijk aan gassen en verloopen de e. heftiger, doordat deze explosief ontwijken. Hierbij kunnen dan vulkanische asch, blokken vloeibare lava of stukken van de vulkaanpijp meegesleurd worden en als ejectamenta uitgeworpen worden (ejectie).
De gassen kunnen als eruptiewolken kilometers hoog schieten, naar hun model bloemkoolwolken genoemd. Soms zijn de gassen zoo met asch beladen, dat zij als gloedlawines of gloedwolken naar beneden rollen (Merapi 1930), of zij kunnen bij aanwezigheid van een prop of naald in den krater scheef naar beneden geschoten worden (Mte Polée, 1902, verwoesting van Martinique).
De hoeveelheid naar buiten gebracht (geëxtrudeerd) materiaal bedroeg bij de Krakatau-uitbarsting (1883) 18 km8, bij die der Tambora (1815) 150 km3. Het Ranaumeer en Tobameer op Sumatra zijn waarschijnlijk door één vulkanische e. ontstaan.
Al naar de plaats, waar de e. optreedt, onderscheidt men een centrale e., als deze aan den top van den vulkaan begint, en een excentrische e., als zij op de helling plaats vindt. Van een spleeteruptie spreekt men, als de e. niet van een punt, maar van een spleet uitgaat; ze is dan meestal lineair (Ijsland).
Phreatische e. zijn niet vulkanisch, doch zij worden in vulkanische gebieden veroorzaakt, doordat het grondwater bij het magma komt, wat een explosieve stoomontwikkeling geeft. Zij kunnen zeer heftig zijn, bijv. in 1932 na de aardbeving van Kroë (Benkoelen), waarbij het water der Soeo-moerassen in diepe spleten was weggetrokken. v.
Tuijn