Ertsgebergte - 1° Duitsch middelgebergte op de grens van Saksen en Bohemen (IX 512 E 3), dat geleidelijk in het Elster- en Elbezandsteengebergte overgaat. Het E. vormt een opgeheven schiervlakte, die in het Z. door het Egerdal en het bekken van Teplitz begrensd wordt, terwijl in het N. de hoogtelijn van 400 m, die van Zwickau over Chemnitz en Freiberg naar Tharandt verloopt, als grens kan worden aangenomen.
Het gebergte is een golvende hoogvlakte, opgebouwd uit gneis, graniet en kristallijne leien, door eruptieve gesteenten doorbroken. De gemiddelde kamhoogte bedraagt 844 m, de hoogere toppen uit weerstandskrachtig gesteente werden door de verweering gespaard (Keilberg 1244 m, Fichtelberg 1213 m).
Daartoe behooren ook de bazalttafelbergen: Pöhlberg (822 m), Scheibenberg (807 m), Barenstein (898 m), die resten zijn van vroegere groote bazaltdekken. Den indruk van een gebergte heeft men alleen in het Z., waar het E. in meerdere breuktrappen naar het Egerdal afdaalt.
Als gevolg van het ruwe klimaat (wintersport) en den schralen bodem nemen weide en bouwland een ondergeschikte plaats in; 40% van den bodem is met bosch bedekt. De sterke immigratie in de 15e en 16e eeuw, waardoor het gebergte tot in zijn hoogste deelen een dichte bevolking kreeg (ca. 203 per kma), is toe te schrijven aan den vroeger loonenden mijnbouw. Met den achteruitgang van den mijnbouw legde de bevolking zich op huisnijverheid toe, die onder invloed van het voorkomen van steenkool bij Zwickau, van bruinkoollagen in het Z. en van de aanwezigheid van waterkracht ook fabrieksindustrie werd. Genoemd worden assementen en borduurwerk, kantkloppen, blikwaren, orstelen handschoenfabricatie. In alle dalen komen houten papierfabrieken voor.
Lips 2° Slowaaksch Ertsgebergte, vroeger Hongaarsch Ertsgebergte, Zuidelijk voorgebergte van de Karpathen in Tsjecho-Slowakije tusschen de dalen van Gran en Hernad (48° 20' N., 20° 0' O.); grootendeels een eentonige, kristallijne rompvlakte, hier en daar met Triaskalk bedekt; in het Westen de trachyt-koepel Polana (1 459 m). In de M.E. belangrijk ertsgebied met Duitsche exploitatie, nu nog eenige mijnbouw in de dalen; ijzer, mangaan, kobalt, antimonium, zilver, koper, zwavelkiezel, magnesiet en grafiet; de meeste bergwerken liggen stil G. de Vries