Epode - (Gr.),
1° In het Grieksche koorlied de slotzang na twee metrisch gelijk gebouwde strofen.
2° Een korter vers volgend op een langer.
3° Een gedicht, uit dergelijke epodische systemen opgebouwd. In navolging van Archilochus dichtte Iloratius vele van zijn „Iambi” in dit metrum, waarom ze later Epoden werden genoemd.
4° Een nu en dan terugkeerend vers als refrein.
Zr. Agnes