Epistolae obscurorum virorum - (Lat., = brieven van onbekende mannen), satire (1515-1517) van Duitsche Humanisten tegen de Keulsche theologen. Aanleiding: heftige polemiek tusschen den bekeerden Jood → Pfefferkom, die van den keizer had weten gedaan te krijgen, dat alle Joodsche boeken moesten verbrand worden, en den Humanist → Reuchlin; in 1511 verschenen „Handspiegel” van Pfefferkorn en „Augenspiegel” van Reuchlin.
De theologen van Keulen (vooral Jacob van Hoogstraten O.P.) verklaarden 43 stellingen van den Augenspiegel voor kettersch, leidden een proces in tegen Reuchlin, die een beroep deed op Rome en in 1514 vrijgesproken, maar in 1520 veroordeeld werd. Intusschen was de openbare meening ten gunste van Reuchlin bewerkt door de Epistolae obscurorum virorum, anoniem verschenen met gefingeerd adres: deel I (Hagenau 1515): 41 brieven, vooral van Crotus Rubeanus; 2e ed. (Keulen 1516) met 7 nieuwe brieven van Ulrich von Hutten; deel II (Keulen 1517): 62 brieven, vooral van U. v.
Hutten; er bestaat ook een ed. Straatsburg (1517?) met 8 nieuwe brieven.
Deze publicatie dient zich aan als tegenhanger van Reuchlin’s Epistolae clarorum virorum (1514): brieven, waarin zijn vrienden hem hun instemming betuigen. Inderdaad echter zijn de E.o.v. ook van Reuchlin’s vrienden afkomstig: gefingeerde Latijnsche brieven vol germanismen, meeren deels gericht aan Ortuinus Gratius, Keulsch Humanist, die het met de theologen hield.
Als karakteristiek voor de theologen (scholastici) worden er gehekeld dubbelzinnige moraal, tekort aan ware wetenschap, potjeslatijn en ijdelheid. Ook verschillende punten van kerkelijke tucht en leer worden bespottelijk gemaakt.
De E.o.v. zijn geestig, maar vaak grof, en overdrijven bovenmate. Verschenen op den vooravond der Hervorming hadden zij veel succes, meer dan Gratius’ verdediging: Lamentationes obscurorum virorum (1518) en Lamentationes novae obsc.
Reuchlinistorum (1518).Uitg. : Ulrichi Hutteni Opera (ed. E. Boeking, Supplementuin, 2 dln. Leipzig 1864-1869); A. Bomer (2 dln. 1924); J. Priel, Epitres des hommes obscurs (2 dln. Abbéville 1934).
Lit.: G. Wolf, Quellenkunde der deutschen Reformation (I Gotha 1915, 312-316, 378, 382); Lex. f. Theol. u. Kirche (III Freiburg 1931, 489); H. Hermelink en W. Maurer, Ref. und Gegenref. (Tübingen 1931, 68-70).
Polman