Epicurus - Grieksch wijsgeer; * 341 v. Chr. op Samos, ✝ 271 te Athene, waar hij een school stichtte.
De wijsbegeerte van E., welke aansluit bij die der → Cyrenaeïsche School, is een levenskunst; de ethiek is haar voornaamste deel; de sensualistische kennisleer (canoniek) en de atomistische physiek treden daarbij op den achtergrond. Doel en maatstaf van het menschelijk handelen is het genot, negatief opgevat als de toestand van rust, waarin het lichaam vrij is van smart en de ziel vrij van stoornis.
Daartoe is het noodig genot en smart met bezonnenheid tegen elkaar af te wegen, alle begeerten te onderdrukken en het contact met de wereld en de menschen te beperken. Eigenbelang dwingt den mensch tot gemeenschap met zijn medemenschen.
De staatsorde dankt haar ontstaan aan een vrije overeenkomst; de wijze heeft daartegenover geen zedelijke verplichting. De godsdienst, die volgens E. voortkomt uit de vrees voor de goden en den dood, kan slechts de gemoedsrust verstoren en moet dus worden uitgeroeid.Tot de school van E. behooren zijn leerlingen Metrodorus van Lampsacus, Philodemus (le eeuw v. Chr.) en de Romeinsche dichter T. Lucretius Carus (* 96, ✝ 55 v. Chr.), door wiens leergedicht De rerum natura de leer van E. in de middeleeuwen bekend werd. In de 17e eeuw werd ze door P. Gassendi weer opgenomen.
Lit.: F. Sassen, Gesch. v. d. Wijsb. der Grieken en Romeinen (1932).
F. Sassen