Epe - gem. in Gelderland in het N. van de Veluwe; omvat de dorpen Epe, Emst, Oene en Vaassen; ca. 13600 inw., waarvan bijna 80% Ned. Herv., 12% Kath. en 5% Geref.
Opp. 15475 ha, grootendeels bestaande uit Diluviaal zand; langs den IJsel een strook rivierklei en beekklei langs de beken (weteringen); landbouw en veeteelt; in het W. boschbouw. Natuurschoon (Gortelsche en Niersensche bosch; Tongersche en Korrenberg).
In het weidegebied der weteringen in het O. ontstond de voor dit gebied bekende wasscherij- en bleekerij-industrie. In het midden van de 17e eeuw werden in dit gebied aan de sprengen (beken), die van den hoogen Veluwezoom naar den IJsel en weteringen afstroomen, een groot aantal papiermolens gevestigd.
In de 18e eeuw telde Vaassen er zelfs 20. Thans andere industrieën: te Epe drukkerij, exportslagerij, een meubel- en ijzerfabriek, te Oene klompenmakerijen, te Emst een verbandwatten- en papierfabriek.
Het dorp Epe heeft een belangrijke eiermarkt en klompenbeurs. Als bezienswaardigheden zijn te noemen de Ned.
Herv. kerk te Epe, een Gotisch gebouw uit de 12e—14e eeuw. Eveneens de vossenkweekerijen te Epe en vischkweekerijen en broedhuis der Ned.
Heide Mij. te Emst.Heijs.