Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Enquête

betekenis & definitie

een hulpmiddel o.a. voor de sociale en economische wetenschappen.

zijn hoofdzakelijk onderzoeken en beschrijvingen van sociaal-economische toestanden, die meestal dienen als voorbereiding eener ontworpen wetgeving. E. kunnen ingesteld worden door de regeeringsmacht, door parlementair initiatief, door studie-organismen, beroepsorganisaties en ook door particulieren. Deze onderzoeken worden doorgaans naar een bepaald en vooraf opgesteld plan uitgevoerd en door schriftelijke of mondelinge ondervragingen van een zoo groot mogelijk aantal deskundigen aangevuld. Kuypers.

1° Staatsrecht. In het Nederlandsch en Belgisch Staatsrecht is sprake van het recht van enquête, of onderzoek, dat aan de Kamers toegekend is ten einde haar in de gelegenheid te stellen de gegevens te verzamelen, die zij voor de goede uitoefening harer wetgevende functie behoeven, en om zich een oordeel te vormen over de wijze, waarop de regeering hare uitvoerende taak vervult.

Nederland. Art. 92 van de Grondwet voorziet het recht van enquête voor de beide Kamers der Staten-Generaal. Het werd toegekend: in 1848 aan de Tweede Kamer en in 1887 aan de Eerste Kamer en aan de vereenigde vergadering der Staten-Generaal. Het recht van enquête is nader geregeld bij de wet van 5 Aug. 1850, waarbij den burgers de verplichting is opgelegd om de bij een parlementaire e. verlangde inlichtingen, desnoods onder eede, te verstrekken. Van het recht van e. is door de Kamers slechts zelden gebruik gemaakt. Wanneer de Staten-Generaal over een bepaald onderwerp inlichtingen verlangen, wordt meestal deze weg gevolgd, dat de wet een speciale Staatscommissie met het houden eener e. belast.

Aldus geschiedde o.a. bij de belangrijkste enquête, die in Nederland gehouden is: die van 1890 naar de arbeidstoestanden in de industrie. Het hierbij verkregen materiaal leverde den grondslag voor de Ned. sociale wetgeving. Zie ook → Parlementaire Enquête van 1886. Stoop.

België. Elke Kamer heeft het recht van onderzoek of enquête (art. 40 Grondwet). Van dat recht werd zelden gebruik gemaakt: behalve enkele gevallen in verband met betwistingen omtrent verkiezingen (1859, 1864), is alleen te vermelden de e. van 1880 betreffende den toestand van het openbare en het private onderwijs (→ Schoolstrijd). De wet van 3 Mei 1880 regelt de te volgen proceduur: de Kamer of de Senaat doet zelf het onderzoek of draagt het op aan een commissie, onder haar leden benoemd; de commissie heeft de bevoegdheden van een onderzoeksrechter, zij kan getuigen, tolken of deskundigen hooren onder eed. De groote e. over den toestand van den arbeid in 1886 werd aan een extra-parlementaire commissie toevertrouwd.

V. Dievoet.
2° Procesrecht. In het Procesrecht is enquête een gebruikelijke term voor getuigenverhoor.
3° Een enquête in de psychologie heeft betrekking op bewustzijnsverschijnselen, karaktereigenschappen enz. Aan een groot aantal personen wordt een vragenlijst toegezonden. Moet de persoon, tot wien de lijst gericht is, zich uitspreken over zich zelf, dan spreekt men van een directe enquête; de indirecte richt zich tot een tusschenpersoon. De algemeene enquête wenscht een zoo volledig mogelijk beeld van den persoon in kwestie; door de speciale wil men nadere kennis verkrijgen omtrent een bijzonder verschijnsel. De verwerking van het bijeengebrachte materiaal vereischt bijzondere voorzorgen, wil aan de uitkomsten wetenschappelijke waarde toekomen.

Lit.: Brugmans, Psychol. Methoden en Begrippen; Heymans, Inleiding tot de speciale Psychologie ( I 1929). Crijns.

De enquête is in Amerika vaak een toegepaste methode om een beeld te krijgen van den goeden onderwijzer. Gepubliceerd werden de antwoorden van leerlingen van L. S., M.S., kweekschool en universiteit; ook van schoolautoriteiten. Een Ned. e. liet leerkrachten aangeven, welke eigenschappen noodig waren voor hun beroep, terwijl bij Amer. e. de eigenschappen van den persoon meer op den voorgrond traden.

Lit.: M. v. Kuijk, De Psychologische Karakteristiek van den Onderwijzer (1922)

4° → Dialect; Taalatlas; Zegsman.

< >