schilderachtig stadje aan de voormalige Zuiderzee, aan het einde der → Streek, opp. ruim 1.208 ha, omvattende de stad E. en Westeinde en Oosterdijk; ca. 9.550 inwoners (1934), waarvan ongeveer 1.500 Kath., vormend één parochie. De stad heeft een Rijks H.B.S. met 5-jarigen cursus.
Er is land- en tuinbouw (bloemzaden — nl. Sluis en Groot — en bloembollencultuur), veeteelt, handel, scheepvaart (weg over het IJselmeer: Amsterdam—Enkhuizen—Harlingen en verder), industrie (scheepsbouw, papierwaren, biscuit en chocola) en eenige visscherij.
E. heeft spoorwegverbinding met Amsterdam en, via een spoorveer naar Stavoren, met Leeuwarden en Groningen. Welken economischen invloed de drooglegging der Zuiderzee op E. zal hebben, valt moeilijk te zeggen.Geschiedenis. De oorsprong van den naam is onbekend. In de 13e eeuw lagen hier Gommerskarspel en E., dit laatste Z.O. van de tegenwoordige stad. De onderwerping van West-Friesland door Floris V schenkt hier rust. Welvaart brengen de groeiende visscherij en scheepvaart. In 1355 vereenigt Willem V beide dorpen tot één geheel en schenkt stadrechten.
Niet al te ongelukkig laveert de stad door de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, den „Kaas-en Broodvolk”opstand en de plundertochten der Gelderschen. Op het eind der 15e eeuw bevaart E. Noord- en Oostzee, gaat naar Spanje en Portugal (zout voor het haringkaken). De welvaart uit zich in den bouw van fraaie kerken, kloosters enz. (thans óf verdwenen óf gebezigd voor een ander doel.) De handelsvloot telt ca. 1550 60 groote schepen en 24 Rijnvaarders; 8 oorlogsbodems dienen tot bescherming der vele haringbuizen.
In den 80-jarigen oorlog speelt E. (als „Sleutel der Zuiderzee” strategisch zeer belangrijk) een actieve rol: het is de eerste stad in het Noorden, die zich na den Briel vóór den Prins verklaart (21 Mei 1572). Het streven van E. om tot autonomie voor West-Friesland te komen werd eenigermate verwezenlijkt door het verwerven van het muntrecht, tot 1802 behouden. Met den 80-jarigen oorlog begint een nog grooter bloei. Aanwijzingen daarvan zijn de aanleg van nieuwe havens, de deelname aan de vele Indië-expedities, de deelname in het kapitaal der → V.O.I.C. (536.775 gulden op 6.500.000 gulden), de vestiging hier van een kamer, zoowel van de Oostals van de West-Ind. Compagnie, de bouw van fraaie woningen en andere grootsche gebouwen. Steeds meer inkomsten trekt de stad uit het paalkistrecht, d.i. het recht van tolheffing, het paalgeld, op de Zuiderzee en bijbehoorende zeegaten, als vergoeding voor de betonning en bebakening dezer wateren, aan E. opgedragen (afgekocht door het Rijk in de 19e eeuw voor 254.000 gld.).
Op het einde der 17e eeuw begint de achteruitgang, die zal duren tot ca. 1850. Behalve door de bekende algemeene oorzaken komt dit door de concurrentie van Amsterdam, waartegen E. en andere steden het moeten afleggen, door den bouw van grootere schepen, die E. wegens te grooten diepgang niet meer kunnen bereiken, door achteruitgang van de visscherij : een overval van Duinkerker kapers brengt den genadeslag aan de haringvisscherij, die ong. 100 buizen verliest (1703). Tusschen de jaren 1750 en 1840 zouden 1.600 huizen afgebroken zijn. Alle plannen tot verbetering falen. Na 1850 komt weer opleving, maar door andere bronnen van welvaart: land- en tuinbouw, ook industrie, ontwikkelen zich snel in E. en omgeving. De spoorverbinding met Amsterdam in 1885 schept een uitmuntenden weg naar een groot afzetgebied.
van der Meer.
E. bezit talrijke oude bouwwerken: de OostInd. toren of zgn. Dromedaris (afb.) (1528 gebouwd, 1649 gewijzigd, 1914 gerestaureerd); de Wester- of Koepoort (1649); het monumentale raadhuis, 1688 gebouwd onder leiding van Steven Vennekool en Jan van Swieten in den trant der Vlaamsche Klassicistische Barok, met schilderingen van Th. Ferreris, Ferdinand Bol, J. van Beek en Romein de Hooghe; de Waag (1559, in Renaissance-stijl). De Hervormde St. Pancras- of Zuiderkerk, een 1423—’50 gebouwde hallenkerk met toren (1524 voltooid); de Herv. St. Gomarus- of Westerkerk, een 15e-eeuwsche hallenkerk, waarin o.a. een vroeg-Renaissance koorhek (1542); het Gereformeerde weeshuis met fraaien ouden gevel (1616); de Snouck van Loosenstichting met Rococo-gevel (1741); en voorts tal van aardige oude gevels (16e, 17e en 18e eeuw).
Lit.: F. Allan, De stad E. en hare gesch. (Schagerbrug 1856); Voorloopige lijst van Noordholland (1921, 81); J. Theunisz, Het stadhuis te E. (1927).
Vermeulen.