Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Engelwortel

betekenis & definitie

(Angelica), een plantengeslacht van de familie der Umbelliferae (schermbloemigen), dat met een 60-tal soorten hoofdzakelijk de Noordelijke gematigde streken bewoont, hoewel er een bijzondere groep op Nieuw-Zeeland huist. De bladeren zijn samengesteld, de blaadjes ovaal met gezaagde randen, terwijl de bloemschermen meest wit, zelden rosé gekleurd zijn.

De gewone e., A. silvestris, die 1 tot 2½ m hoog wordt, levert door middel der wortels en vruchten geneeskrachtige stoffen, die thans alleen nog in de dierheelkunde dienst doen; verder wint men uit deze plant een aetherische olie voor de bereiding van een soort sterken drank. Ook A. archangelica (Archangelica officinalis) een 1¼ tot 2 m hooge plant, groenbloeiend, wordt wel e. genoemd.

De aromatische wortelstok hiervan (Radix Angelicae) levert een maagmiddel en wordt hierom in Z.Duitschland in de gebergten en boerentuinen veel geteeld. Ook de vruchten verschaffen een geneesmiddel, terwijl de jonge spruiten en stengels vooral op Ijsland als groente genuttigd worden.

Witbloeiend is de ½ tot 1¼ m hooge A. pratense (Ostericum palustre). Bouman.

< >