Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Engelman

betekenis & definitie

Jan, Ned. letterkundige; * 7 Juni 1900 te Utrecht; stichter en redacteur van het maandblad De Gemeenschap, lyrisch dichter, verdediger van het zgn. „musische” element in de dichtkunst, beoordeelaar van letterkunde en beeldende kunsten. E. is als journalist werkzaam aan De Tijd en verzorgt de rubriek Kunst en Letteren in het weekblad De Nieuwe Eeuw.

Zijn melodieuze gedichten , beïnvloed door de middeleeuwsch-Katholieke traditie, bezingen de tweespalt der menschelijke natuur, die tot het hemelsche geroepen, door het aardsche bekoord wordt, doch in het aardsche een symbool kan vinden van het hemelsche. Als criticus en essayist is E. een der leidende figuren van de moderne Katholieke Ned. letterkunde.Werken: Gedichten: Het Roosvenster (1927); Sine Nomine (1930); Tuin van Eros (1932); Tuin van Eros en andere gedichten (1934). Proza: Torso (1930); Parnassus en Empyreum (1931); Tympanon (1934). T o o n e e l: Turandot (1933). L i t.: Anthonie Donker, De Schichtige Pegasus (1932); E. du Perron, De Smalle Mens (1933); Anton van Duinkerken, in De Gids (Dec. 1933). Asselbergs.

< >