(Rhaeto-Roin. Engiadina), bovendeel van het Inndal in het Zwits. kanton Graubünden.
Door machtige bergketens omgeven, strekt het E. zich over een lengte van 94 km Noord-Oostwaarts uit van den Majolapas (1 817 m) tot de grens van Tirol bij Martinsbrück (1 037 m). Door de dalkloof beneden de brug Punt Ota (beneden Scanfs) en het dwarsdal Zemez-Süs, wordt het Inndal in de beide landschappen Boven- en Beneden-Engadin verdeeld.
In het Beneden Engadin heeft de rivier zich diep ingesneden, de daarboven liggende, breede, zwak hellende terrassen dragen aan de zonnige linkerzijde grootere dorpen tot een hoogte van 1 200—1 600 m. De rechter dalzijde is met bosschen bedekt.
Het Boven-Engadin krijgt zijn bekoring doordat hier de ernstige hooggebergtenatuur zich met de heldere meertjes van Sils, Silvaplana, Campfer, St. Moritz en de vriendelijke gehuchten tot een schilderachtig geheel vereenigd heeft.Het zijdal van Pontresina geeft een heerlijken blik op de toppen van de Beminagroep (Piz Bemina, Piz Palü), die ook van hieruit veel bestegen worden. De prikkelende, droge lucht en de krachtige zonnestraling maken het Boven-Engadin tot een onovertroffen hoogtekuurgebied (gem. Julitemp. 12,6° C, Jan.-temp. —6° C), waar Pontresina, St. Moritz, Samaden hoofdplaatsen zijn van het internationale vreemdelingenverkeer. Door postautobussen en den Albula-spoorweg is het E. bij het internationale verkeer aangesloten en door de Bemina-spoorlijn met het Veltlin verbonden.
De bewoners zijn voor het meerendeel Protestant, zij spreken nog Rhaeto-Romaansch. Naast het hotelwezen, dat in het Boven-Engadin voornaamste middel van bestaan is, wordt veeteelt beoefend; in het Beneden-Engadin, waar het klimaat warmer is en bovendien buitengewoon droog, is ook de landbouw van beteekenis.
Lips.