Tooneelschrijver. * 11 Juli 1818 te Antwerpen, ✝ 1904 aldaar. Werd 1876 administrateur van het Plantijn-Museum zijner geboortestad.
Zijn „Julia” opende de reeks Vlaamsche tooneelspelen te Antwerpen. Hij was lid, later voorzitter van de „Olijftak”; stond midden in den taalstrijd en later in de politiek, wat funest werkte op zijn tooneel.
Nog later ging hij over tot het Protestantisme en kregen zijn stukken een sterk moraliseerenden inslag. Het best is hij in de blijspel-kluchten, waarvan er nu nog goed speelbaar zijn.
Romantiek met een dosis gezonden werkelijkheidszin. Scenische waarde; taal stram, maar vrij zuiver.A. De Maeyer.
Werken: De verfranschte Meisjes (1841); Theodoor van Rijswijck (1859); De Duivenmelker (1859).