Koningin van Engeland, * 7 Sept. 1533 te Greenwich, ✝ 24 Maart 1603 te Richmond, dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn; werd in 1536 na de terdoodbrenging van haar moeder onwettig verklaard, maar zorgvuldig in Humanistischen geest opgevoed met haar halfbroeder Eduard.
Zij was vroegrijp en verstandelijk zeer begaafd, maar hard en boosaardig in haar vorstelijk egoïsme gedurende haar gansche leven. In den regeeringstijd van Eduard en Maria hield zij zich zorgvuldig achteraf. De treurige ervaringen van Maria’s huwelijk met Philips II in nationaal opzicht, terwijl de beginselen van het Concilie van Trente op Engeland nog geen vat hadden kunnen krijgen, drongen Elisabeth’s regeering geheel in de Protestantsche richting, waarbij pausdom en Spanje als de innig verbonden nationale vijanden moesten worden gezien. Ook de adellijke Katholieke ballingen, die te Rome hun adviezen gaven, werkten daartoe mede, den nadruk leggende op Elisabeth’s onwettige geboorte. De koningin zocht nu terstond met al hare scherpzinnigheid vereenzelviging van hare belangen met die van het Engelsche volk. Het verlies van Calais werd een verwijzing naar Engeland’s bestemming, de zee te beheerschen; de Hugenoten-oorlogen, de opstand der Nederlanden tegen Spanje, het lot van Maria Stuart in Schotland, dat de mededingster naar de Engelsche kroon in Elisabeth’s handen bracht, gaven de Engelsche koningin de gelegenheid, zich geheel te wijden aan de welvaart van haar eilandenrijk, welke in nieuwe banen van Atlantische zeevaart, kolonisatie, systematischen zeeroof haar ontplooiing ging zoeken.
De Noord-Duitsche Hanze verloor haar privilegiën en werd teruggedrongen door de Merchant-Adventurers. De banbul van paus Pius V (1570) versterkte voorloopig slechts de eenheid tusschen de koele berekening dezer vorstin en haar volk; de Jezuïetenzendelingen, die vanaf het vasteland met heldenmoed er telkens in slaagden Engeland te bereiken met het doel een beroep te doen op het gevoel voor den ouden godsdienst, dat in Engeland bleef leven, werden de tragische slachtoffers van de noodlottige tegenstelling, welke gaapte tusschen het eilandenrijk en de Katholieke wereld. De ondergang der Spaansche Armada, in 1688 gezonden om het pauselijk banvonnis te executeeren, voltooide den triomf der terughoudende voorzichtigheid van deze regeering en schiep des te meer gelegenheid de Spaansche macht afbreuk te doen in West-Indië en op de kusten van Spanje en Portugal. In deze jaren werden de grondslagen gelegd van het Engelsche wereldrijk; in 1683 stichtte Walter Raleigh de kolonie Virginia, hetgeen het begin werd der Angelsaksische heerschappij over Noord-Amerika. In Schotland en in Engeland had Elisabeth den vollen steun eener in machtige nieuwe welvaart opkomende burgerij tegenover een nog steeds verzwakkenden adel, die nog gedeeltelijk aan den ouden godsdienst gehecht bleef. In de onderhandelingen met de Londensche bankiers over financieel-economische aangelegenheden toonde zij haar zelfstandig oordeel. In William Cecil, lord Burleigh, haar grootsten staatsman, had zij gedurende lange jaren den volkomen betrouwbaren dienaar in volkomen gelijkheid van inzichten; in de graven Leicester en Essex hare persoonlijke gunstelingen met meerdere andere mededingers; in de volle Renaissance-beschaving haar geestesgenot meer dan in godsdienstige overtuiging. → Elisabethstijl.
Lit.: Pollard, History of England 1547—1603 (1910); Cheyney, History of England from the defeat of the Armada to the death of Elizabeth (2 dln. 1914—’26);
Chamberlin, The private character of queen Elizabeth (1921); E. Marcks, Königin Elizabeth von England und ihre Zeit (21926); Lytton Strackey, Elizabeth and Essex (1928); J. E. Neale, Queen Elizabeth (1934); J. B. Black, The reign of queen Elizabeth, in The Oxford history of England (1935). v. Gorkom