Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Einstein

betekenis & definitie

1° Albert, beroemd Duitsch physicus; * 14 Maart 1879 te Ulm (Donau). Hij promoveerde in 1905 te Zürich.

In hetzelfde jaar legde hij door zijn verhandeling „Zur Elektrodynamik bewegter Körper” den grondslag voor de zgn. bijzondere relativiteitstheorie. Kort daarop werd hij privaatdocent te Bern en daarna buitengewoon hoogleeraar te Zürich.

Van 1911—1912 was hij gewoon hoogleeraar te Praag, van 1912—1914 wederom te Zürich en sinds 1914 teBerlijn. In 1933 werd hij uit zijn ambt ontzet vanwege zijn Joodsche afkomst en zijn gedrag t.o.v. de nationaal-socialistische regeering.

In 1913 ontwierp hij een meer algemeene relativiteitstheorie en een theorie van de gravitatie. In 1915 publiceerde hij met Lorentz en Minkowski Das Relativitätsprinzip, in 1916 Die Grundlagen der allgemeinen Relativiteitstheorie (➝ Relativiteitstheorie). Van groot belang zijn ook zijn verhandelingen over de ➝ Brownsche beweging en over de theorie der ➝ quanta. In 1921 kreeg hij den Nobelprijs voor natuurkunde.

Ook in Nederland is E. geen onbekende. Behalve dat hij met Lorentz publiceerde, vond hij in 1915 met De Haas het naar hen genoemde effect, hetwelk hierin bestaat, dat een ferromagnetische stof in een magneetveld een draaiing ondergaat. Sinds 1920 is hij ook buitengewoon hoogleeraar te Leiden, waar hij o.a. met Ehrenfest samenwerkte. Zijn publicaties op gebieden, buiten de natuurkunde vallende, zijn niet steeds van dezelfde waarde als deze, en dienen daarom met reserve aanvaard te worden.

Lit.: V. Junk, Die Nobelpreisträger (Leipzig 1930).

J. v. Santen.

2° Alfred, Duitsch musicoloog; * 30 Dec. 1880 te München, studeerde aldaar in de muziekwetenschap bij Adolf Sandberger, promoveerde in 1903. Gaf sedert 1918 het uitstekende Zeitschrift für Musikwissenschaft uit (tot 1933, toen hij wegens zijn Joodsche afstamming uit Duitschland moest uitwijken) en was in de jaren 1927 tot 1933 muziekcriticus van het Berliner Tageblatt. E. behoort tot de meest begaafde en veelzijdige musicologen van dezen tijd.

Werken: Geschichte der Musik (1917, nieuwe uitgave Leiden 1934), met Beispielsammlung (41930); Neues Musiklexikon (1926, bewerking van Eaglefield’s Dictionnary of modern Music). E. gaf ook de 9e-11e druk van Riemann’s Musiklexikon uit. Belangrijke tijdschriftartikelen en uitg. van oude muziek.

Reeser.

< >