Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Eindhoven,

betekenis & definitie

de volkrijkste gem. van de prov. N.

Brabant, een snel groeiende industriestad, wereldberoemd om de Philips-fabrieken. Opp. 6 439 ha met 100 000 inw. (Nov. 1934), waarvan ong. 79% Kath., 10% Ned.

Herv., 21/2% Geref.,1 /2% Isr. en 4% onkerkelijk. Ligging. De oudste kern van E. is gelegen op de smalle middelterrasstrook tusschen de dalen van Dommel en Gender, waardoor deze nederzetting een veilige positie innam.

Mede door de samenkomst van eenige oude handelswegen werd E. in de M. E. de belangrijkste plaats van Kempenland, het Z.W. kwartier van de Meierij.

Langs de genoemde dalen lagen rondom E. de dorpen Strijp, Gestel, Stratum, Tongelre en Woensel, die al vroeg door industrie en handel gemeenschappelijke belangen met E. hadden. Geleidelijk namen deze relaties toe; midden 19e eeuw waren de dorpen aan E. gegroeid; pas in 1920 werd het een administratieve eenheid.Groei. Het kleine stadje hield zich al vroeg met handel en industrie bezig; de belangrijke verkeersweg Holland—Luik passeerde Eindhoven. Den Bosch legde in de Generaliteitsperiode een straatweg aan, maar kon slechts het gedeelte Den Bosch—Best bekostigen (1741—’42); pas onder koning Willem I werd hij tot aan de Zuidgrens van de Meierij geheel voltooid. E. probeerde de Zuid-Willemsvaart langs j! de stad aangelegd te krijgen, wat niet gelukte. Reeds in 1829 werden pogingen aangewend, een zijkanaal er naar toe te bekomen, maar de Belgische onlusten en een heftige belangenstrijd verhinderden het. Daarom besloot E. in 1843 tot aanleg van het Eindhovensch kanaal voor eigen rekening! Reeds in 1846 werd het geopend.

De eerste spoorlijn bereikte E. vanuit Hasselt (1866); nog in hetzelfde jaar kwam de verbinding Bokstel, Eindhoven, Helmond, Venlo tot stand. Steeds nam de nijverheid toe, ondanks een minder gunstige welvaartspolitiek; vooral de sigarenindustrie nam een hooge vlucht. In 1870 werd de lucifersfabriek opgericht. Reeds nu werd de wenschelijkheid van een annexatie der randdorpen ingezien. De jarenlange besprekingen over een kanaal van de Zuid-Willemsvaart naar den Amer hielden ook E. bezig ; het werd niet langs E. gelegd, ook door moeilijkheden tusschen E. en de randdorpen, met name Woensel. In 1891 begon Philips met een kleine onderneming; langzaam groeide ze tot een wereldzaak uit.

Veel nieuwe industrieën werden gevestigd; steeds namen de spanningen tusschen E. en de randdorpen toe. Eindelijk met ingang van 1 Januari 1920 kwam de vereeniging tot stand: de nieuwe gem. telde 45 098 inw. Een fabelachtige ontwikkeling volgde nu, vooral door de enorme uitbreiding van de Philips-fabrieken en van de sigarenindustrie. In 1925 was het aantal inwoners gestegen tot 69 168, in 1930 tot 89 619 en in Nov. 1934 werd de 100 000 bereikt. Deze groei stelde de gem. voor een zware taak: door een degelijk uitbreidingsplan, opgesteld voor een stad van ca. 200 000 inw., werd de uitbouw in goede banen geleid.

Beteekenis. E. bezit veel vooraanstaande, technisch geperfectionneerde industrieën. Vooral bekend zijn de Philips Gloeilampenfabrieken en de Philips Radio, de Houtindustrie Picus, de Vereenigde Lucifersfabrieken; verder 74 sigarenfabrieken, eenige katoen-, trijp-, linnen-, tricot-, leer-, schoen-, steen-, machinefabrieken enz. In 1934 werkten op de Philips-bedrijven 16 000 arb., op de sigaren- en tabaksfabr. 3 000arb., in de bouwvakken 2 200, in de textielindustrie 1 000, de houtindustrie 600, in de graphische vakken 400 arb.; het gezamenlijk personeel bestond uit ong. 27 000 pers. Dit hoogst belangrijk nijverheidscentrum beschikt over een goed verkeersnet; spoorwegen verbinden het met Amsterdam, Rotterdam, Luik, Maastricht en Keulen; autowegen naar Amsterdam en Rotterdam, Antwerpen, Luik, Maastricht, Helmond en Nijmegen. Het Eindhovensch kanaal werd verbeterd; een zijtak naar het Wilhelminakanaal is bijna voltooid; de haven ligt in het W. van de stad (Engelsbergen).

Sedert 1932 heeft E. een vliegveld, naar een daarbij gelegen gehucht Welschap genoemd. Op dit vliegveld is het clubhuis der N.B.A.C. en van haar afdeeling de E.Z.C. gevestigd. Men vindt er een hangar voor sportvliegtuigen.

Plattegrond (zie krt.). Het bebouwd gedeelte van de stad bestaat uit een kern met een vijftal uitstralende armen, die door het centrum alleen een goede verbinding met elkaar hebben. De onpractische en onaesthetische lintbebouwing werd er veel gevolgd. Door het in 1920 opgestelde en daarna meerdere malen omgewerkte uitbreidingsplan werd gestreefd naar een oordeelkundigen verderen uitbouw van de stad. Reeds komt er teekening in het grootstadbeeld: breede ceintuurbanen gaan dc armen verbinden en ontlasten het verkeer in de binnenstad; er is een begin gemaakt met den aanleg van parken en plantsoenen, waartoe zich de dalen van Dommel en Gender uitstekend leenen; ze dringen tot bijna in het centrum van de stad door. Tusschen deze dalen en de hoofdverkeerswegen liggen uitgebreide woonwijken, o.a. het Villapark en den Elzent voor de meer gegoeden; eenige middenstandswijken, zooals de Roosten, Aalster Barrier, Hagen kamp; veel arbeiderswijken met ééngezinswoningen, en met een vriendelijken aanleg; vooral het Philipsdorp geniet een verdiende reputatie.

Langs spoorwegen en kanalen zijn industrieterreinen gereserveerd. De gemeente heeft twee parken: het Stadswandelpark (9 ha), ten Z. van den Elzent, waarin het radiomonument, en het 27 ha groote Philips-de Jonghwandelpark, in het N.W., met mooie boschpartijen. In het N.O. van de stad ligt de 4 ha groote plas, de Ijzeren Man, met zweminrichting en strand voor zonnebaden, door dennenbosschen omgeven. Aan den Zuidkant van de stad liggen uitgestrekte sportterreinen. Verder beschikt E. aan de peripherie over schoone heidevelden, dennenbosschen en venlandschappen. Ook de omgeving biedt veel natuurschoon (Heeze, Oirschot, St.

Oedenrode, Eersel e.a.). v. Velthoven.

Bezienswaardigheden. Het Augustijnenklooster Mariënhage heeft nog een vleugel van een ouder kloostergebouw (15e eeuw, hersteld 1628 en 1632 blijkens jaarankers). De H. Catharinakerk, 1867 door P. J. H. Cuypers gebouwd, bezit eenig zilverwerk en paramenten uit 17e en 18e eeuw.

L i t. : Voorloopige lijst v. Noordbrabant (1931, 99); Kalf en Cuypers, Kath. kerken (1905,402). F .Vermeulen.

Verzorging der bevolking. E. vormt een dekenaat, bestaande uit 19 parochies; bovendien is er een kerk van de paters Augustijnen, die zich in 1891 in het aloude klooster Mariënhage vestigden. Er zijn 3 Ned. Herv. kerken, 3 Geref. en 1 Isr. Naast een 80 L.O.scholen is er een Gem. Lyceum, een Kath.

Gymnasium voor jongens (van de paters Augustijnen, met internaat), het St. Catharina-Lyceum voor meisjes, het St. Joris College (H.B.S. en handelsscholen), het Lorentzlyceum (part. neutraal), Kath. Middelbare Handelsavondschool, Kath. Kweekschool voor jongens, ambachtsschool, textielschool, gem. teekenschool, Kath. Lagere Landbouwschool, Philips’ nijverheidsschool, 3 Kath. huishoudscholen, muziekschool enz.

E. is de zetel van een Kamer van Koophandel en Fabrieken, er bevindt zich een kantongerecht en een Raad van Arbeid ; de Centrale Coöperatieve Boerenleenbank ; en de Nederlandsche Landbouwbank. Een groot aantal sociale en charitatieve vereenigingen; modern ingerichte Kath. leeszaal. Inrichtingen voor vermaak; vooral bekend is het monumentaal Ontspanningsgebouw voor het Philipspersoneel.

Lit.: J. M. Sanders, Annexatieplannen in de Agglomeratie Eindhoven (1918) ; Geïllustreerde Gids voor E. en omstr. (1924) ; het Eindhoven-nummer van „Ons Nederland” (Sept. 1933) ; br. Taurellus, E.’s groei sociaal-geographisch beschouwd (Tijdschr. Aardrk. Gen.

Nov. 1934). v. Velthoven.

Geschiedenis. E. kreeg in 1232 van Hendrik I, hertog van Brabant en Lotharingen, dezelfde rechten als Den Bosch en tevens een weekmarkt. De versterkte plaats stond herhaaldelijk aan vijandelijkheden bloot. In de 15e eeuw vernielden de Arembergers de stad, maar in het begin van de 16e eeuw werden de verdedigingswerken weer hersteld. Door de vijandelijkheden tusschen Brabant en Gelder leed E. zwaar. In 1543 werd de stad geplunderd door Maarten van Rossum, in 1554 woedde een felle brand.

Het Protestantisme vond er ingang onder leiding van zekeren mr. Aerdt, Jacob van Culemborg en Gérard Loyen. De Staatschen kwamen in 1577 in de stad, hetgeen gepaard ging met plundering der kerk. In 1579 was E. weer in de macht der Spanjaarden, maar in 1581 werd de plaats opnieuw korten tijd door de Staatsche troepen bezet; de Spanjaarden heroverden haar in 1683 op den Franschen bevelhebber Bonyvet en hebben de vestingwerken geslecht. In 1609 werd Philips als heer van Eindhoven gehuldigd; doch tijdens het beleg van Den Bosch liet Frederik Hendrik het kasteel van E. bezetten. De stad bleef bij den vrede van Munster aan de Staten.

In 1672 stonden de Franschen voor Eindhoven en ook in de 18e eeuw bleven geweldenarijen van troepen aan de orde van den dag. De voornaamste ingezetenen en het grootste deel der bevolking van E. bleef Katholiek om de bevolking niet te verjagen, moest men de uit; voering der plakkaten tegen de Roomschen wel matigen. De Latijnsche School raakte onder leiding der Protestanten spoedig in verval. In 1786 vereenigden zich de deftigste burgers onder de zinspreuk „Concordia” tot een Vaderlandsche Sociëteit, waartoe het initiatief genomen was door den vurigen patriot Jean François Rudolf van Hooff, een afvallig Katholiek, na zijn terugkeer uit Frankrijk tot burgemeester verkozen. Ook Eindhoven kreeg later zijn Vrijheidsboom geplant door de Franschen; zij betaalden dien duur in den vorm van allerlei requisities, waarbij de kerk tot bakkerij werd ingericht. Voor de 19e eeuw, zie sub Groei en Beteekenis, in dit artikel.

Het wapen van E. bestaat in een doorsneden schild met een rooden, opgaanden leeuw op een gouden veld, en drie gouden hoornen op een rood veld.

De meest waarschijnlijke verklaring van den n a a m Eindhoven is misschien: hoeven of woningen, gelegen in een waterrijke streek, waarbij gedacht kan worden aan moerassen of poelen bij Dommel en Gender.

Lit.: L. G. A. Houben, Gesch. v. E., de stad van Kempenland, naar voor het meestendeel onuitgegeven handschriften bewerkt (2 dln. Turnhout 1890).

Knippenberg.

< >