leeraar aan de Luiksche Domschool, ca. 972. E. kwam op zevenjarigen leeftijd aan die school en heeft er heel zijn leven doorgebracht.
Onder bisschop Notker studeerde hij er met Adalbold, den lateren bisschop van Utrecht. Spoedig werd hij zelf leeraar in het Trivium: grammatica, rhetorica, dialectica.
In zijn ouderdom schreef hij als een soort handboek de Fecunda Ratis (het rijkbeladen schip), in twee deelen: prora en puppis, voor- en achtersteven. Het is een rijke verzameling spreuken, ontleend aan de Klassieken, den Bijbel, de Kerkvaders, maar ook meer dan tweehonderd zijn middeleeuwsche spreuken en spreekwoorden uit zijn omgeving.
Het is een merkwaardig document voor het onderwijs en de eruditie van dien tijd.Uitg.: E. Voigt (Halle 1889). — Lit.: Manitius, Gesch. d. lat. Liter, des Mittelalters (II 1923).
Franses.